ECLI:NL:GHAMS:2014:6076
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- A.V.T. de Bie
- L.H.M. Zonnenberg
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en bewijslast in het civiele recht
In deze zaak gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen de vrouw en de man, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Hun huwelijk is op 15 november 2011 ontbonden. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin onder andere de verdeling van de gemeenschap en de toewijzing van schulden aan de man aan de orde zijn. De rechtbank had bepaald dat de man de schuld aan DEFAM als eigen schuld draagt, en dat de vrouw de helft van deze schuld aan de man moet voldoen. De vrouw betwist deze beslissing en stelt dat de schuld aan DEFAM geen gemeenschapsschuld is en dat de man haar handtekening heeft vervalst bij de kredietovereenkomst.
Het hof heeft de zaak behandeld op 27 februari 2014, waarbij alleen de advocaat van de vrouw aanwezig was, aangezien de man niet verschenen was. De vrouw heeft bewijs aangeboden voor haar stellingen, maar het hof oordeelt dat dit bewijsaanbod ontoereikend is. De schulden die zijn afgelost met het krediet van DEFAM worden als gemeenschapsschulden aangemerkt, ongeacht of de vrouw op de hoogte was van deze schulden. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank dat de man de schuld aan DEFAM als eigen schuld draagt.
Daarnaast heeft de vrouw een vordering op de familie van de man van € 7.167,- ingediend, die volgens haar ook voor verdeling in aanmerking komt. Het hof oordeelt dat de vrouw voldoende bewijs heeft geleverd van deze vordering en kent deze toe aan de man, met de verplichting om de helft aan de vrouw te voldoen. De beslissing van het hof leidt tot een gedeeltelijke vernietiging van de eerdere beschikking, maar bevestigt ook enkele onderdelen daarvan.