ECLI:NL:GHAMS:2014:6062

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
200.132.808/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen naar de Verenigde Staten

In deze zaak gaat het om een verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor een verhuizing met kinderen naar de Verenigde Staten. De man en de vrouw, die in 1984 zijn gehuwd en in 2010 zijn gescheiden, hebben samen twee kinderen. De vrouw heeft een verzoek ingediend om met de kinderen naar de VS te verhuizen, maar het hof oordeelt dat een behoorlijke belangenafweging op dit moment niet mogelijk is. De vrouw heeft aangegeven dat zij haar verhuizing pas over enkele jaren kan realiseren, wat de beoordeling van het verzoek bemoeilijkt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank, die de vrouw toestemming had verleend om te verhuizen, vernietigd en het verzoek van de vrouw afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof op 22 april 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 22 april 2014
Zaaknummer: 200.132.808/01
Zaaknummer eerste aanleg: 202200/13-1240
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. E.A.J. Verschuur-van der Voort te Bloemendaal,
tegen
[…],
wonende te […],
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.A. van der Stroom-Willemsen te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 27 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 3 juli 2013 van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem), met kenmerk 202200/13-1240.
1.3.
Nadat de advocaat van de vrouw aanvankelijk bij brief van 19 september 2013 had bericht dat de vrouw afziet van het voeren van verweer, heeft zij op 5 december 2013 alsnog een verweerschrift ingediend. Daarbij heeft zij het inleidend verzoek aangevuld met een verzoek, dat strekt tot wijziging van het gezag over na te noemen minderjarige [kind b].
1.4.
De man heeft op 6 december 2013 nadere stukken ingediend.
1.5.
De man heeft op 13 december 2013 een verweerschrift tegen het aanvullend verzoek van de vrouw ingediend.
1.6.
De zaak is op 18 december 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw […], vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
1.8.
Voorafgaand aan de zitting is na te noemen minderjarige [kind b] afzonderlijk door de voorzitter in bijzijn van de Raad gehoord. Na te noemen [kind a], die tijdens de procedure in hoger beroep meerderjarig is geworden, is voorafgaand aan de zitting door de voorzitter in bijzijn van de Raad als informant gehoord.

2.De feiten

Partijen zijn [in] 1984 gehuwd. Hun huwelijk is op 16 juni 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 8 juni 2010 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren [kind a] [in] 1995 en [kind b] [in] 2001 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de vrouw.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is - voor zover in hoger beroep van belang - uitvoerbaar bij voorraad het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar de Verenigde Staten, toegewezen.
Voorts is afgewezen het verzoek van de man de beschikking van de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het inleidend verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing af te wijzen.
3.3.
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen. In haar aanvullend verzoek vraagt de vrouw om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [kind b].

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ter zitting in hoger beroep van 18 december 2013 heeft het hof reeds beslist over de toelaatbaarheid van het aanvullend verzoek van de vrouw, dat ertoe strekt om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [kind b]. Het hof heeft geoordeeld dat die wijziging, waartegen de man bezwaar heeft gemaakt, als in strijd met de eisen van een goede procesorde buiten beschouwing wordt gelaten. Daartoe is overwogen dat de verzochte beslissing over de voorgenomen verhuizing een beperktere strekking heeft dan een verzoek tot wijziging van het gezag, waarvoor een ander wettelijk beslissingskader geldt. In aanmerking genomen dat het aanvullend verzoek voor het eerst in hoger beroep en bovendien slechts 9 werkdagen voor de reeds geplande mondelinge behandeling is gedaan, wordt de man onredelijk bemoeilijkt in het voeren van verweer. Voorts moet rekening worden gehouden met de reële mogelijkheid dat het hof voor de beslissing tot wijziging van het gezag rapportage en advies door de Raad zou verlangen, hetgeen het hof tot het oordeel voert dat de wijziging van het verzoek bovendien tot een onredelijke vertraging van het geding zal leiden.
4.2.
Aan het hof ligt thans nog ter beoordeling voor het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de kinderen naar de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) te verhuizen.
Aangezien [kind a] [in] 2013 de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, zal het hof zich bij de beoordeling van voornoemde vraag beperken tot [kind b].
4.3.
De Raad heeft zich ter zitting in hoger beroep onthouden van het geven van een advies over de vervangende toestemming tot verhuizing.
4.4.
Het gezamenlijk gezag brengt met zich dat over belangrijke beslissingen, zoals over het thans voorliggende voornemen van de vrouw tot verhuizing, tussen de gezaghebbende ouders overeenstemming moet bestaan, althans dat de niet-verhuizende gezaghebbende ouder de verhuizing moet accepteren of gedogen. Het uitblijven van overeenstemming levert een geschil op zoals bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. Het hof dient bij de beoordeling van het onderhavige geschil de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van de kinderen staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het gaat dan om enerzijds het belang van de vrouw om met de kinderen naar de VS te verhuizen en anderzijds het belang van de man om zijn kinderen in zijn directe omgeving te zien opgroeien.
4.5.
Het hof overweegt als volgt. In hoger beroep is gebleken dat de vrouw, nadat daartoe door de rechtbank bij de bestreden beschikking vervangende toestemming was verleend, op 20 augustus 2013 met de kinderen naar de Verenigde Staten is gegaan, maar dat zij op 7 september 2013 weer naar Nederland zijn teruggekeerd. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat zij – bij nader inzien en gelet op een aantal ontwikkelingen in het leven van haar vader die zich na het geven van de bestreden beschikking hebben voorgedaan - eerst haar financiële situatie dient te versterken alvorens zij met de kinderen naar de VS kan vertrekken. Zij zal de stap pas nemen wanneer zij daarbij niet (meer) financieel afhankelijk is van de steun van haar familie. Zij verwacht de stap over 2 à 3 jaar te kunnen zetten, aangenomen dat het belang van de kinderen zich ook op dat moment daar niet tegen verzet.
Nu de vrouw haar plan om te verhuizen naar de VS pas over enkele jaren verwacht te kunnen realiseren, is haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming niet toewijsbaar. Welke belangen tegen die tijd aan de zijde van onderscheidenlijk de vrouw, de man en de kinderen bestaan, welk gewicht aan die belangen moet worden toegekend, en hoe zij tegen elkaar dienen te worden afgewogen, valt thans nog niet te voorzien. Kortom, een behoorlijke belangenafweging is thans niet mogelijk. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw in zoverre afwijzen.
4.6.
Er is onvoldoende aanleiding om de vrouw te veroordelen in de proceskosten, zoals door de man is verzocht. De kosten zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd.
4.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het inleidend verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar de VS;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M. Wigleven en mr. L.H.M. Zonnenberg in tegenwoordigheid van mr. B.J. Schutte als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2014.