Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een kind, [kind A], door de man aan de vrouw. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin is bepaald dat hij vanaf 1 mei 2012 een bijdrage van € 291,50 per maand moet betalen. De man verzoekt het hof om deze bijdrage te verlagen en om de mogelijkheid te bieden om een deel van de bijdrage 'in natura' te voldoen. De vrouw verzoekt het hof om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide partijen. De man heeft een inkomen dat fluctueert en heeft verschillende lasten, waaronder hypotheeklasten en zorgverzekeringspremies. De vrouw heeft een lager inkomen en is werkzaam bij het Leger des Heils, maar heeft ook te maken met schulden en een minnelijk schuldsaneringstraject.
Na beoordeling van de grieven van de man, oordeelt het hof dat de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 291,50 per maand niet in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. Het hof stelt de bijdrage vast op € 275,- per maand met ingang van 1 mei 2012 en € 185,- per maand met ingang van 1 januari 2013. Het hof wijst de verzoeken van de man om de bijdrage 'in natura' te voldoen af, omdat dit geen steun vindt in de wet. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd.