Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Het geschil in hoger beroep
- het pand aan de [adres 1] te [A];
- de polis, afgesloten bij Aegon onder polisnummer L10217671;
- de bij de Rabobank geopende bankrekeningen met rekeningnummers [1], [2], [3], [4] en [5];
- de inboedel die hij thans onder zich heeft;
- de scootmobielen, een Canta Wit en een Canta Rood;
- de vordering op Nice Service;
- de bij de Rabobank geopende bankrekeningen met rekeningnummers [6] en [7]:
- de bij de ABN Amro bank geopende bankrekeningen met rekeningnummers [8] en [9];
- de inboedel die zij thans onder zich heeft;
- de Suzuki Swift met kenteken [a].
4.Beoordeling van het hoger beroep
“(. . .) en gelet op het feit dat de man (in 1995) een schadevergoeding heeft gehad wegens een ernstig auto-ongeval (welke schadevergoeding (zeker deels) zal zijn bedoeld als aanvulling op zijn inkomen) acht de vrouw de man in staat een bijdrage te leveren (. . .). De man heeft destijds een schadevergoedingssom gekregen van € 158.823,07 (ƒ 350.000,-), en de man was toen 40 jaar oud. Indien het schadevergoedingsbedrag wordt gezien als een aanvulling op het inkomen van de man tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd, gaat het om een bedrag van € 530,- per maand.”
“De man heeft in 1995 een ongeval gehad als gevolg waarvan de man nog steeds zeer ernstige pijnen heeft. De schadevergoeding die aan de man is uitgekeerd is, onweersproken, belegd in de woning van partijen. De rechtbank acht het onder deze omstandigheden alleszins redelijk rekening te houden met een kostenpost van € 70,- per maand in verband met niet vergoede kosten ter zake van psychotherapie.”
“weer levensmoed te verkrijgen”. Uit de stellingen van de vrouw blijkt niet dat zij betwist dat de man in behandeling bij een psychiater was. Voorts staat vast dat de man in het bedrijfspand activiteiten (reparatie van apparaten en machines) uitoefent. Zo de vrouw bedoelt te stellen dat de man het bedrijfspand heeft gekocht om gelden weg te sluizen volgt het hof de vrouw dan ook niet. Gelet op de gevolgen die het ongeval in 1995 voor de man heeft gehad – niet alleen pijn maar kennelijk ook psychische problemen – en het doel waarvoor de man het bedrijfspand heeft gekocht en waarvoor hij het daadwerkelijk in gebruik heeft, is het hof van oordeel dat ook het bedrijfspand naar zijn aard zo aan de persoon van de man is verknocht dat het niet in de gemeenschap van goederen valt.
“De inboedel hebben we nu verdeeld!”De vrouw heeft deze verklaring niet betwist, zodat van de juistheid van de inhoud daarvan dient te worden uitgegaan. Ter zitting is gebleken dat de man het zilveren beeld aan de vrouw heeft afgegeven. Van de overige zaken heeft de vrouw niet aangetoond dat de man deze onder zich heeft. De grief faalt.