Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie en de toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP). De vrouw, appellante, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 27 november 2013, waarin de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind met ingang van 16 juni 2011 op nihil was gesteld voor de duur van de schuldsanering. De man, geïntimeerde, had verzocht om bekrachtiging van deze beschikking.
De vrouw stelde dat de man, ondanks zijn schuldsanering, gehouden moest blijven een bijdrage te leveren aan de kosten van de verzorging van hun kind. De man daarentegen betoogde dat hij door de schuldsanering geen draagkracht had om alimentatie te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat de man gedurende de periode van de schuldsanering, van 16 juni 2011 tot 1 juli 2012, een onderhoudsbijdrage van € 138,33 per maand diende te betalen. Na 1 juli 2012 werd de bijdrage op nihil gesteld, omdat de man geen draagkracht meer had.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en opnieuw beslist dat de man met ingang van 1 september 2014 een bijdrage van € 151,- per maand moet betalen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof heeft de verzoeken van de vrouw om de alimentatie met terugwerkende kracht te verhogen afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor alimentatieplichtigen om hun verplichtingen na te komen, maar erkent ook de beperkingen die de schuldsanering met zich meebrengt.