ECLI:NL:GHAMS:2014:6032

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
200.141.101/01 en 200.141.101/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden beschikking inzake onderhoudsplicht verwekker

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de onderhoudsplicht van een man ten opzichte van een kind dat hij niet had erkend. De vrouw, de moeder van het kind, had in eerste aanleg verzocht om een onderhoudsbijdrage van € 350,- per maand, welke door de rechtbank was toegewezen. De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking, stellende dat hij de verwekker van het kind niet was en dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De vrouw betwistte dit en voerde aan dat de man wel degelijk de biologische vader was, ondanks het feit dat hij het kind niet had erkend. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de man en de vrouw een relatie hadden gehad en dat er twee kinderen uit deze relatie waren geboren, waarvan de man er één had erkend.

Het hof oordeelde dat de vrouw niet voldoende bewijs had geleverd dat de man de verwekker was van het kind. De man had in een brief aan de vrouw expliciet betwist dat hij de vader was van de kinderen, en het hof concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat de man onderhoudsplichtig was. De bestreden beschikking werd vernietigd en het verzoek van de vrouw werd afgewezen. In de tweede zaak, waarin de man verzocht om schorsing van de werking van de beschikking, werd dit verzoek afgewezen omdat het hof in de hoofdzaak al uitspraak had gedaan. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 16 december 2014
Zaaknummers: 200.141.101/01 en 200.141.101/02
Zaaknummer eerste aanleg: 535024 / FARK 13.0654
Beschikking van de meervoudige familiekamer
in de zaak met zaaknummer 200.141.101/01 in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellant,
advocaat: mr. Y. Ersoy te Amsterdam,
tegen
[…],
wonende te […],
geïntimeerde,
advocaat: mr. S. Yelpaze te Amsterdam.
in de zaak met zaaknummer 200.141.101/02 van:
[…],
wonende te […],
verzoeker,
advocaat: mr. Y. Ersoy te Amsterdam,
tegen
[…],
wonende te […],
verweerster,
advocaat: mr. S. Yelpaze te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
In de zaak met zaaknummer 200.141.101/01 is de man op 29 januari 2014 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 oktober 2013 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 535024 / FARK 13.0654.
1.3.
In de zaak met zaaknummer 200.141.101/02 heeft de man verzocht de schorsing te bevelen van de werking van de onder 1.2 genoemde beschikking.
1.4.
De vrouw heeft op 13 mei 2014 een verweerschrift in beide zaken ingediend.
1.5.
De man heeft op 10 september 2014 nadere stukken ingediend.
1.6.
De zaken zijn op 11 september 2014 tegelijkertijd ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van mevrouw K. Ӧzmen, tolk in de Turkse taal;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van de heer G. Günes, tolk in de Turkse taal.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad. Uit de moeder zijn geboren [kind a] [in] 1989 en [kind b] [in] 1998. De man heeft [kind b] niet erkend. [kind b] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

3.Het geschil in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.141.101/01:
3.1.
Bij de bestreden beschikking is, op het daartoe strekkende verzoek van de vrouw, bepaald dat de man met ingang van 18 juni 2012 € 350,- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind b], bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen.
3.3.
De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel het door hem verzochte af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de proceskosten in beide instanties.
In de zaak met zaaknummer 200.141.101/02:
3.4.
De man verzoekt schorsing van de werking van de bestreden beschikking.
3.5.
De vrouw verzoekt – naar het hof begrijpt – het verzoek van de man af te wijzen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.141.101/01:
4.1.
De man betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat hij een onderhoudsbijdrage dient te voldoen ten behoeve van [kind b]. Hij betwist dat hij de verwekker is van [kind b] en meent dat hij derhalve niet onderhoudsplichtig is jegens haar. De vrouw had eerst het vaderschap moeten laten vaststellen, dan wel had met een begin van het bewijs dienen te komen dat hij de biologische vader van [kind b] is. Dat heeft zij echter in alle opzichten nagelaten. Reeds hierom dient het inleidend verzoek van de vrouw alsnog te worden afgewezen. Mocht komen vast te staan dat de man de vader is van [kind b], hetgeen voor hem een grote verrassing zou zijn, dan meent hij dat [kind b] geen behoefte heeft, althans dat hij geen draagkracht heeft om enige bijdrage te voldoen, aldus de man.
4.2.
De vrouw stelt dat de man de verwekker is van [kind b] en derhalve, ondanks dat hij haar niet heeft erkend, onderhoudsplichtig is jegens haar. De rechtbank heeft derhalve terecht een onderhoudsbijdrage vastgesteld. Ter onderbouwing daarvan heeft zij naar voren gebracht dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, waaruit twee kinderen geboren zijn. In de brief die de man op 17 juli 2012 aan de vrouw heeft gestuurd betwist de man dat hij de vader is van de twee kinderen van de vrouw, terwijl hij het oudste kind van partijen expliciet heeft erkend. Hieruit volgt dat de man wel degelijk de biologische vader is van [kind b] en er alles aan doet om onder zijn onderhoudsplicht jegens haar uit te komen. Daarbij komt nog dat de man en [kind b] ten tijde van het inleidend verzoekschrift op regelmatige basis contact en omgang met elkaar hadden, aldus de vrouw.
4.3.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:394 Burgerlijk Wetboek is de verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft, als ware hij juridisch ouder verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.
Vast staat dat de man [kind b] niet heeft erkend, terwijl hij de negen jaar oudere [kind a] wel heeft erkend. Verder is niet duidelijk geworden wanneer de relatie van partijen is geëindigd. Partijen hebben daarover ter zitting desgevraagd geen duidelijke verklaring afgelegd. Blijkens hun stellingen in het verzoekschrift in eerste aanleg (vrouw) respectievelijk appelschrift in hoger beroep (man) zijn zij het erover eens dat dit in 1998 of 1999 is geweest. Daarvan uitgaande, moet niet uitgesloten worden geacht dat de relatie van partijen reeds voor de geboorte van [kind b] is geëindigd. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de vrouw, tegenover de betwisting door de man, onvoldoende heeft onderbouwd dat de man de verwekker kan zijn van [kind b]. De door haar overgelegde brief van de man aan mr. Sarioglu van 17 juli 2012, waarin hij onder meer schrijft dat de door mr. Sarioglu genoemde kinderen (het hof begrijpt: zowel [kind b] als [kind a]) niet zijn kinderen zijn, is niet voldoende om anders te oordelen.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat de man de verwekker is van [kind b]. De man is dan ook niet onderhoudsplichtig jegens haar. De overige stellingen van partijen behoeven hiermee geen bespreking meer.
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw alsnog afwijzen.
4.4.
Gelet op de aard en de uitkomst van de procedure, is er geen aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten, zoals door de vrouw is verzocht. Deze kosten dienen op de gebruikelijke wijze te worden gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de zaak met zaaknummer 200.141.101/02:
4.5.
Het hof zal het verzoek van de man tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking afwijzen. De man heeft geen belang meer bij bespreking van dit verzoek, nu het hof gelijktijdig in de hoofdzaak met zaaknummer 200.141.101/01 uitspraak doet.

5.Beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.141.101/01:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw rechtdoende:
wijst het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
in de zaak met zaaknummer 200.141.101/02:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Kleene-Eijk, mr. A. van Haeringen en mr. S.F.M. Wortmann in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Lok als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2014 door de oudste raadsheer.