Nu bij de bepaling van de draagkracht van de man zijn vermogen mede van belang kan zijn, zal het hof eerst hierop ingaan.
Op 1 januari 2011 beschikte de man blijkens zijn aangifte IB 2011 over een vermogen in de vorm van liquide middelen en aandelen van € 234.700,-. Voorts bedroeg het eigen vermogen van de B.V waarover de man als enig aandeelhouder kon beschikken, op het moment van storting van de beëindigingsvergoeding € 248.428,-.
Op 31 december 2012 bedroeg zijn vermogen in de vorm van liquide middelen en aandelen blijkens zijn aangifte IB 2012 in totaal € 54.512,-. Uit de brief van mr. I.F.M.Th. Raijmakers van administratiebureau Raijmad B.V. van 12 oktober 2013 blijkt voorts dat het saldo van de liquide middelen in de B.V. op dat moment € 41.081,- bedroeg, waartegenover verplichtingen van ten minste € 62.000,- stonden.
De man heeft toegelicht dat de beschikbare liquide middelen in de B.V. zijn afgenomen als gevolg van opnamen die hij uit de B.V. heeft gedaan: € 66.000,- in 2011 en € 102.412,- in 2012. Voorts heeft hij € 38.000,- van de B.V. geleend om privé te beleggen en heeft hij € 50.000,- voor de B.V. belegd. De waarde van deze laatstgenoemde belegging was ultimo 2012 € 24,-.
De afname van het liquide privé vermogen van de man is veroorzaakt door zeer risicovolle beleggingen van de man, die tot grote verliezen hebben geleid.
Het hof is van oordeel dat de man de afname van zijn liquide privé vermogen en de liquide middelen in de B.V. voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft hiertoe overzichten van Alex (de instelling waar de man belegde), aangiften IB 2011 en 2012 en jaarstukken en aangiften vennootschapsbelasting 2011 en 2012 van de B.V. overgelegd. De stelling van de vrouw dat dit anders is, wordt in het licht van de overgelegde stukken als niet onderbouwd verworpen.
De man heeft als oorzaak van de desastreuze beleggingsresultaten zijn psychische toestand aangewezen. Hij is na zijn ontslag in een ernstige depressie geraakt en leed aan paniekaanvallen en stemmingsstoornissen, die gepaard gingen met ernstige slaapstoornissen. Hij is in paniek gaan beleggen met privé middelen en middelen van de B.V. Hij meende met de beleggingen zijn (financiële) problemen te kunnen oplossen, waardoor hij aan zijn onderhoudsverplichtingen kon blijven voldoen. De man stelt dat door zijn geestelijke noodtoestand de door de beleggingen ontstane verliezen hem niet kunnen worden toegerekend. Begin 2013 heeft hij zich tot de GGZ gewend, waar hij sindsdien wordt behandeld.
Het hof is van oordeel dat het vermogen van de man in 2011 ruimschoots voldoende was om, bij verstandig beheer, zijn inkomen gedurende een groot aantal jaren tot een redelijk niveau aan te vullen en daarnaast aan zijn verplichting jegens de vrouw, die in beginsel eindigt op 27 maart 2018, en zijn verplichting jegens [kind a], die op 10 september 2018 eenentwintig jaar wordt, te voldoen. Het hof is van oordeel dat de man door zijn wijze van beleggen zichzelf in de financiële problemen heeft gebracht en aldus verwijtbaar vermogensverlies heeft geleden, waardoor ook geen of nauwelijks inkomsten uit vermogen meer worden gerealiseerd. Uit de overgelegde stukken blijkt weliswaar dat de man lijdt aan een ernstige depressieve stoornis, maar de man heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat hij tot begin 2013 heeft gewacht met het zoeken van hulp, terwijl hij al vóór zijn ontslag ernstige psychische klachten had. Verder heeft hij ter zitting in hoger beroep verklaard dat er in 2011 en 2012 ook perioden waren waarin zijn klachten minder heftig waren, zodat het hem temeer kan worden aangerekend dat hij ook in deze perioden geen hulp heeft gezocht. Het hof is van oordeel dat de gevolgen van het handelen van de man niet op de vrouw en [kind a] kunnen worden afgewenteld en dat van de man kan worden gevergd dat hij zich tot het uiterste inspant om aan zijn verplichtingen jegens de vrouw en [kind a] te voldoen. In dit kader zal het hof eerst de draagkracht van de man berekenen op basis van zijn huidige bruto inkomen.