Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd bepaald dat hij aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud van € 900,- per maand moet betalen. De man is in hoger beroep gekomen omdat hij van mening is dat de vrouw geen (aanvullende) behoefte heeft aan deze uitkering en dat hij onvoldoende draagkracht heeft om deze te betalen. De vrouw, die sinds de zomer van 2014 een studie Bedrijfseconomie volgt, stelt dat haar studiefinanciering niet voldoende is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelt dat de vrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij (aanvullende) behoefte heeft aan partneralimentatie. De vrouw heeft weliswaar werkervaring opgedaan, maar heeft niet onderbouwd waarom zij niet in staat zou zijn om zelf in haar levensonderhoud te voorzien. Het hof houdt rekening met de korte duur van het huwelijk en het feit dat er geen kinderen zijn geboren uit het huwelijk. Daarnaast oordeelt het hof dat de man onvoldoende draagkracht heeft om de uitkering te betalen, gezien zijn uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de vrouw af.