ECLI:NL:GHAMS:2014:6018

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
200.138.132/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen de beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland, waarin haar verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [A] werd afgewezen. De vrouw en de man zijn in 2000 gehuwd en hebben samen twee kinderen. Hun huwelijk is in 2012 ontbonden. De kinderen verblijven bij de vrouw en er is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen om de veertien dagen bij de man verblijven. De vrouw verzoekt het hof om haar toestemming te verlenen om met de kinderen naar [A] te verhuizen, terwijl de man verzoekt om de eerdere beschikkingen te bekrachtigen.

Het hof heeft de zaak op 13 februari 2014 behandeld, waarbij zowel de vrouw als de man, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. Ook de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming waren aanwezig. De vrouw betoogde dat het belang van haar en de kinderen om naar [A] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de man bij handhaving van de huidige situatie. De man betwistte dit en de Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de huidige situatie te handhaven.

Het hof overweegt dat, hoewel de vrouw en haar partner een stabiele relatie hebben en de verhuizing mogelijk voordelen biedt, de belangen van de kinderen en de man zwaarder wegen. De kinderen, met name [kind a], hebben behoefte aan stabiliteit en continuïteit in hun schoolsituatie en contact met de man. De huidige communicatie tussen de ouders is onvoldoende om een verhuizing te ondersteunen. Het hof concludeert dat het belang van de man en de kinderen bij handhaving van de bestaande situatie op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de vrouw en de kinderen om naar [A] te verhuizen. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikkingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 25 maart 2014
Zaaknummer: 200.138.132/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/14/145644 / FA RK 13/913
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellante,
advocaat: mr. C. de Bie-Koopman te Alkmaar,
tegen
[…],
wonende te […],
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.M. Koopman te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is op 3 december 2013 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 4 juli 2013 en van de beschikking van 4 september 2013, beide van de rechtbank Noord-Holland (Alkmaar), en beide met kenmerk C/14/145644 / FA RK 13/913.
1.3.
De vrouw heeft op 11 december 2013 stukken uit de eerste aanleg ingediend.
1.4.
De man heeft op 22 januari 2014 een verweerschrift ingediend.
1.5.
De vrouw heeft op 21 en 31 januari 2014 nadere stukken ingediend.
1.6.
De zaak is op 13 februari 2014 ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw […], vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Alkmaar (de Raad);
- mr. M.L. Molenaar, bijzondere curator, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] 2000 gehuwd. Hun huwelijk is op 11 januari 2012 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 10 november 2011 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren […] ([kind a]) [in] 2003 en […] ([kind b]) [in] 2006 (gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2013 is, voor zover thans van belang, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen een zorg- en een vakantieregeling vastgesteld. In het kader van de zorgregeling verblijven de kinderen eenmaal per veertien dagen van donderdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de man.
2.3.
Mr. Molenaar heeft in haar hoedanigheid van bijzondere curator op verzoek van de rechtbank Noord-Holland onderzoek verricht naar de vraag of de belangen van de kinderen zijn gebaat bij een verhuizing naar [A], en zo ja, welke zorgregeling het meest in hun belang is. Zij heeft hierover op 23 augustus 2013 verslag uitgebracht.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking van 4 juli 2013 heeft de rechtbank mr. Molenaar ambtshalve tot bijzondere curator over de kinderen benoemd en haar verzocht onderzoek te doen naar en te adviseren over de hiervoor onder 2.3 vermelde vraag. De beslissing is voor het overige aangehouden in afwachting van het rapport en advies van mr. Molenaar.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 4 september 2013 is afgewezen het verzoek van de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [A] te verhuizen, om [kind a] aan te melden voor het speciaal basisonderwijs in […] en om [kind b] aan te melden bij de […] Katholieke Basisschool te [A], alsmede haar verzoek de onder punt 6 van haar inleidend verzoekschrift vermelde zorgregeling vast te stellen, althans een zodanige regeling vast te stellen als de rechtbank juist zal achten.
3.3.
De vrouw verzoekt, naar het hof begrijpt, met vernietiging van de bestreden beschikkingen in zoverre, haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [A] en de kinderen daar op de uitgekozen scholen in te schrijven.
3.4.
De man verzoekt, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikkingen te bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Het hof begrijpt het hoger beroep van de vrouw aldus dat zij niet opkomt tegen de benoeming van mr. Molenaar tot bijzonder curator over de kinderen.
4.2.
Ter zitting heeft de voorzitter medegedeeld dat het hof geen acht zal slaan op de schriftelijke reactie van de vrouw (productie 8), ingediend op 31 januari 2014. Die reactie betreft een nadere schriftelijke ronde na het verweerschrift van de man, waartoe de vrouw niet in de gelegenheid is gesteld.
4.3.
De vrouw heeft - kort gezegd - betoogd dat het belang van haar en de kinderen om naar [A] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de man bij handhaving van de bestaande situatie. De man heeft dat betoog gemotiveerd betwist.
4.4.
De Raad heeft ter zitting verklaard dat het op dit moment van evident belang is dat de ouders hun onderlinge communicatie verbeteren en dat de huidige situatie wordt gehandhaafd. De Raad heeft voorts aan de orde gesteld dat voor nader onderzoek geen aanleiding bestaat.
4.5.
De bijzondere curator heeft zich ter zitting gerefereerd aan de bevindingen in het verslag dat zij op 23 augustus 2013 heeft uitgebracht.
4.6.
Met de Raad ziet het hof geen aanleiding tot een nader onderzoek. Voor zover het hoger beroep van de vrouw een verzoek daartoe inhoudt, zal dat worden afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming overweegt het hof als volgt.
Ingevolge het bepaalde in art. 1:253a Burgerlijk Wetboek dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter alle omstandigheden van het geval en de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en mee te wegen. Het belang van de kinderen staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Het hof onderkent het belang van de vrouw om met haar partner en de kinderen een gezin te vormen in [A]. Niet ter discussie staat immers dat zij en haar partner een bestendige relatie hebben, dat haar partner met zijn bedrijf gebonden is aan [A], dat de kinderen een hechte band met hem hebben en dat zij de weekenden die zij in [A] doorbrengen als plezierig ervaren. Verder is aannemelijk dat de beoogde huisvesting in [A] meer tegemoet zal komen aan de belangen van de kinderen en dat de financiële situatie van de vrouw zal verbeteren, doordat zij haar (woon)lasten met haar partner zal kunnen delen. Haar betoog dat zij in [A] sneller een passende baan zal vinden dan in Ursem, acht het hof, tegenover de gemotiveerde betwisting door de man, onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daaraan voorbij zal gaan.
Daar staat tegenover dat een verhuizing zal leiden tot een wijziging in de schoolsituatie van de kinderen en de zorgregeling tussen hen en de man. Gebleken is dat [kind a] is gediagnosticeerd met ADHD en dyslectisch is. Hij is sociaal-emotioneel kwetsbaar en sociaal niet erg vaardig. Sinds 19 augustus 2013 volgt hij speciaal onderwijs. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat hij inmiddels een sterke band heeft met zijn leraar, doch dat zij verwacht dat hij ook op een nieuwe school in staat zal zijn een dergelijke band op te bouwen. Wat daarvan zij, aannemelijk is dat een wijziging in zijn schoolsituatie voor [kind a] veel onrust zal meebrengen, hetgeen, gezien zijn kwetsbaarheid, niet in zijn belang wordt geacht. Bovendien is in eerste aanleg gebleken dat hij meer contact met de man zou willen, hetgeen na een verhuizing niet in de rede zal liggen. Verder zal een verhuizing meebrengen dat het (directe) contact tussen de man en de school van de kinderen aanzienlijk zal worden beperkt doordat de kinderen na een verhuizing niet langer een doordeweekse dag bij de man zullen verblijven. Ook overigens zal een verhuizing meebrengen dat partijen elkaar, meer dan nu, zullen dienen te informeren over het verloop van de zorgregeling en over (de ontwikkeling van) de kinderen. Gezien de beperkte communicatie tussen partijen en hun slechte verstandhouding, acht het hof hen daartoe thans onvoldoende in staat. Aannemelijk is dat de spanningen die thans reeds aanwezig zijn, daardoor zullen toenemen, hetgeen strijdig is met het belang van de kinderen.
Onder de bovengenoemde omstandigheden is het hof met de rechtbank van oordeel dat het belang van de man en de kinderen bij handhaving van de bestaande situatie op dit moment zwaarder weegt dat het belang van de vrouw en de kinderen om naar [A] te verhuizen.
Het voorgaande laat onverlet dat van partijen kan worden gevergd dat zij zich zullen inspannen om hun onderlinge communicatie, in het belang van de kinderen, te verbeteren.
4.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikkingen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, A.N. van de Beek en J.A. van Keulen in tegenwoordigheid van mr. B.J. Voerman als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2014.