Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie na de echtscheiding van partijen, die in 1995 zijn gehuwd en op 26 februari 2014 zijn gescheiden. De man, die in loondienst werkt en een onderneming heeft, is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland waarin een uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw is vastgesteld op € 1.446,- bruto per maand. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de alimentatie te verlagen of te beperken in duur. De vrouw verzoekt de beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de zitting is gebleken dat de man kampt met een kruisbandblessure en dat zijn verdiencapaciteit hierdoor is beïnvloed. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw, gezien haar leeftijd, gebrek aan werkervaring en opleidingsniveau, niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof heeft geoordeeld dat de alimentatieverplichting niet in duur kan worden beperkt, omdat de vrouw zich moet inspannen om werk te vinden, maar dat het onwaarschijnlijk is dat zij binnen vijf jaar volledig in haar eigen behoefte kan voorzien.
Het hof heeft de door de rechtbank vastgestelde uitkering tot levensonderhoud van de vrouw aangepast. De man moet nu € 1.370,- per maand betalen van 26 februari 2014 tot 1 april 2014, € 635,- van 1 april 2014 tot 1 maart 2015, en weer € 1.370,- per maand vanaf 1 maart 2015, te vermeerderen met wettelijke indexering. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het hof heeft het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen.