Uitspraak
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
mr. Th. C. van Schagente Haarlem.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
“ De notaris heeft erkend dat hij te maken had met een situatie waarin verschillende indicatoren uit het Stappenplan aan de orde waren en hij derhalve gehouden was de wilsbekwaamheid van erflaatster volgens het Stappenplan nader te beoordelen. Hij stelt dat hij dat ook heeft gedaan. Hiertoe heeft de notaris, zoals hij onweersproken heeft aangevoerd, erflaatster voor een tweede bespreking op 8 januari 2009 thuis in vertrouwde omgeving bezocht, extra tijd genomen voor de gesprekken en erflaatster telkens “onder vier ogen” gesproken. Daarnaast heeft de notaris aangevoerd het testament uitdrukkelijk met erflaatster te hebben besproken alvorens het testament in aanwezigheid van twee getuigen te passeren. De notaris heeft in dit verband aangevoerd dat hij erflaatster voorafgaand aan het passeren heeft gevraagd in eigen bewoordingen te vertellen wat haar wensen waren. Naar het oordeel van het hof heeft de notaris genoegzaam aannemelijk gemaakt dat het verhaal van erflaatster op de dag van passeren (op 9 januari 2009)
ten opzichte van de dag ervoor nog steeds consistent was en dat hij daarom van de wilsbekwaamheid van erflaatster overtuigd kon zijn. Hierbij acht het hof van belang dat de door erflaatster gewenste wijziging in het testament ten opzichte van het testament uit 2007 niet leidde tot een verdeling van haar nalatenschap die ongebruikelijk was en aansloot bij het wettelijk versterfrecht. Op grond van het voorgaande heeft de notaris naar het oordeel van het hof genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de bespreking en het passeren van het testament voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflaatster en conform het Stappenplan voldoende nader onderzoek heeft gedaan om elke twijfel omtrent die wilsbekwaamheid weg te nemen. De verklaring die de notaris heeft gegeven waarom het testament binnen een korte tijdspanne is opgemaakt en gepasseerd, komt het hof aannemelijk voor. Voorts is van belang dat de notaris onweersproken heeft aangevoerd dat hij sinds 2001 verschillende notariële werkzaamheden voor erflaatster heeft verricht, zodat de notaris geacht moet worden (voldoende) bekend te zijn geweest met de persoon van erflaatster.“
“Met Mama gaat het goed, vooral na haar gewenning periode van ongeveer een week. In alles probeert ze het positieve te zien, alhoewel ze het niet echt leuk daar vindt, draait ze in het in het positieve voor haar zelf om en zo doet ze het eigenlijk met de meeste dingen. Ze weet heel goed dat ze niet thuis (Jozef Israelsplein) is, heeft het ook nooit verward en tot nu toe heeft ze mij elke keer duidelijk herkend en wist wie ik was. Ze kan zich regelmatig nieuwe dingen herinneren van dagen geleden, die ze dan ook aanhaalt.”
“Uit de verklaringen(hof: bedoeld wordt de in de productie genoemde getuigenverklaringen waarvan Gigengack aanvankelijk geen kennis had genomen)
kan niet worden opgemaakt in hoeverre zij(hof: de moeder)
wel of geen redeneringvermogen had, of zij nog kon reflecteren, overzien en begrijpen wat een actie (in dit geval het aanpassen van een testament) voor gevolgen zou hebben. Hiervoor zou er gericht onderzoek bij de patiënt moeten worden verricht, wat helaas niet gebeurd is.”De conclusie van Gigengack is dat zijn eerdere verklaring onverminderd van kracht blijft. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Gigengack heeft de moeder niet zelf gezien of onderzocht. Zijn conclusie berust uitsluitend op onderzoek van de voorhanden stukken. Hij kan derhalve niet uit eigen wetenschap verklaren over de geestesgesteldheid van de moeder op de data waarop de bewijsopdracht, ziet en over de vraag of zij – in zijn termen – kon reflecteren, overzien en begrijpen wat het gevolg was van de aanpassing van het testament. Gigengack kan slechts in het algemeen iets over Alzheimerpatiënten verklaren. Het feit dat bij de moeder de ziekte van Alzheimer was vastgesteld, betekent niet per definitie dat zij op geen enkel moment in staat was haar wil te bepalen. In zoverre kan zijn rapport op dit punt de verklaring van de notaris en van de andere getuigen, die de moeder zelf hebben gesproken en ondervraagd, (zoals [6] van de thuiszorg, [1], [2] en [3]) niet weerleggen. De stelling van [appellanten] dat [2], anders dan hij tijdens het getuigenverhoor verklaarde, niet tegelijk met de moeder in de Janskliniek heeft verbleven, acht het hof, gelet op de onder ede afgelegde verklaring van [2], onvoldoende aannemelijk. Het hof ziet onvoldoende aanleiding voor nadere bewijslevering door Gigengack en passeert het bewijsaanbod.