Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
van een derechtgenoten” wordt volgens die bepaling niet alleen de arbeid van de andere echtgenoot, maar ook de arbeid van de echtgenoot aan wie het privévermogen toebehoort, beschouwd als een gemeenschappelijke investering waardoor privévermogen gemeenschappelijk wordt, aldus de vrouw. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de vrouw adviezen in het geding gebracht van het Internationaal Juridisch Instituut (hierna: IJI), Versus LLC en [D], een Russische advocaat.
“Het is onmogelijk om het eens te zijn met de mening van [K]. Wie er daadwerkelijk werkte voor het bedrijf dat onder de verdeling binnen het huwelijk valt, doet er niet toe, aangezien de wet duidelijk voorschrijft dat bedrijven waarvan de waarde tijdens het huwelijk aanzienlijk vergroot wordt, gezamenlijk eigendom worden”
“Het voorhuwelijkse vermogen behoort tot het eigen vermogen van de desbetreffende echtgenoot. Dit vermogen behoeft dus niet te worden verdeeld. De man is voor het huwelijk begonnen met het opbouwen van een onderneming, die echter volgens door vraagsteller verstrekte informatie, aanvankelijk niet winstgevend was. Inkomen uit onderneming valt echter in de gemeenschap. Het lijkt hier van belang om vast te stellen wat de waarde van de onderneming was bij de aanvang van het huwelijk en om te bepalen of in dit geval eventueel aanleiding bestaat om de onderneming te beschouwen als onderdeel van de gemeenschap in de zin van artikel 37 van het Russische Wetboek inzake familierecht. (. . .)”Volgens dit advies behoort – in navolging van artikel 34 lid 2 Russisch Familiewetboek – tijdens het huwelijk verworven inkomen uit onderneming tot het gemeenschappelijke vermogen, maar dit advies levert geen antwoord op de vraag of de arbeid van de man in zijn ondernemingen ertoe kan leiden dat die tot zijn privévermogen behorende ondernemingen zelf als gemeenschappelijk vermogen worden beschouwd. Kennelijk wordt de enkele waardevermeerdering van het privévermogen van de man tijdens het huwelijk daarvoor volgens het IJI voldoende geacht, hetgeen evenwel niet valt te rijmen met de tekst van artikel 37.