ECLI:NL:GHAMS:2014:5842

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
23-002912-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs in moordzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor de moord op een slachtoffer, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk doden van het slachtoffer op 12 maart 2011 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere het gebruik van geweld met een hamer en een bijl, en het toebrengen van letsel dat leidde tot de dood van het slachtoffer. Tijdens de zittingen in hoger beroep zijn verschillende getuigen gehoord en zijn er DNA-analyses uitgevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de medeverdachte werden als onbetrouwbaar beschouwd, en de aanwezigheid van DNA-materiaal van de verdachte op de sokken van het slachtoffer en bloed op zijn pet waren niet voldoende om zijn betrokkenheid bij de moord te bewijzen. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet aanwezig was op het moment van de levensberoving en dat er geen sluitend bewijs was voor zijn betrokkenheid. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden eveneens afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het ten laste gelegde.

Uitspraak

parketnummer: 23-002912-13
datum uitspraak: 16 december 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 juni 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-676274-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ten tijde van de berechting in hoger beroep gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught te Vught.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 30 juni 2014, 1 juli 2014, 26 november 2014 en 2 december 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 12 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- ( een of meer ma(a)l(en)) een hamer en/of een bijl, althans een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp gepakt en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (een of meer ma(a)l(en)) met een hamer en/of een bijl, althans een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht/gelaat geslagen en/of
- over het hoofd van die [slachtoffer] een (vuilnis)zak gedaan en/of getrokken en/of die (vuilnis)zak (met een (elektriciteits)snoer/draad) dichtgeknoopt en/of dichtgeknoopt gehouden en/of dicht gebonden en/of dicht gebonden gehouden en/of
- een (elektriciteits)snoer/draad (strak) om de nek/hals van die [slachtoffer] aangebracht en/of getrokken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans indien ten aanzien van bovenomschreven moord geen bewezenverklaring mocht volgen:
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet
- ( een of meer ma(a)l(en)) een hamer en/of een bijl, althans een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp gepakt en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (een of meer ma(a)l(en)) met een hamer en/of een bijl, althans een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht/gelaat geslagen en/of
- over het hoofd van die [slachtoffer] een (vuilnis)zak gedaan en/of getrokken en/of die (vuilnis)zak (met een (elektriciteits)snoer/draad) dichtgeknoopt en/of dichtgeknoopt gehouden en/of dicht gebonden en/of dicht gebonden gehouden en/of
- een (elektriciteits)snoer/draad (strak) om de nek/hals van die [slachtoffer] aangebracht en/of getrokken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig(e) strafba(a)r(e) feit(en), te weten diefstal met geweld in vereniging en/of bedreiging met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 12 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen een (gouden) (hals)ketting en/of een of meer ring(en) en/of een of meer armband(en), althans een of meer siera(a)d(en) en/of een geldbedrag en/of een of meer telefoon(s) en/of een of meer (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig (met kracht)
- een of meermalen (met een hand en/of vuist) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of hals en/of elders in/op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben getrapt (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) en/of
- ( met een hand) een ketting om de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) aan voornoemde ketting (om de nek van voornoemde [slachtoffer]) heeft/hebben getrokken en/of heeft/hebben gerukt (in de richting van de vloer) en/of
- een of meer broekzak(ken) van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] gedwongen tot de afgifte van een (gouden) (hals)ketting en/of een of meer ring(en) en/of een of meer armband(en), althans een of meer siera(a)d(en) en/of een geldbedrag en/of een of meer telefoon(s) en/of een of meer (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (met kracht)
- een of meermalen (met een hand en/of vuist) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of hals en/of elders in/op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben getrapt (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) en/of
- ( met een hand) een ketting om de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) aan voornoemde ketting (om de nek van voornoemde [slachtoffer]) heeft/hebben getrokken en/of heeft/hebben gerukt (in de richting van de vloer) en/of
- een of meer broekzak(ken) van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) (hals)ketting en/of een of meer ring(en) en/of een of meer armband(en), althans een of meer siera(a)d(en) en/of een geldbedrag en/of een of meer telefoon(s) en/of een of meer (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig (met kracht)
- ( een of meer ma(a)l(en)) een hamer en/of een bijl, althans een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (een of meer ma(a)l(en)) met een hamer en/of een bijl, althans een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht/gelaat heeft/hebben geslagen en/of
- over het hoofd van die [slachtoffer] een (vuilnis)zak heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben getrokken en/of die (vuilnis)zak (met een (elektriciteits)snoer/draad) heeft/hebben dichtgeknoopt en/of heeft/hebben dichtgeknoopt gehouden en/of heeft/hebben dicht gebonden en/of heeft/hebben dicht gebonden gehouden en/of
- een (elektriciteits)snoer/draad (strak) om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben aangebracht en/of heeft/hebben getrokken en/of
- een of meermalen (met een hand en/of vuist) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of hals en/of elders in/op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben getrapt (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) en/of
- ( met een hand) een ketting om de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) aan voornoemde ketting (om de nek van voornoemde [slachtoffer]) heeft/hebben getrokken en/of heeft/hebben gerukt (in de richting van de vloer) en/of
- een of meer broekzak(ken) van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
en/of
hij op of omstreeks 12 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] gedwongen tot de afgifte van een (gouden) (hals)ketting en/of een of meer ring(en) en/of een of meer armband(en), althans een of meer siera(a)d(en) en/of een geldbedrag en/of een of meer telefoon(s) en/of een of meer (auto)sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (met kracht)
- ( een of meer ma(a)l(en)) een hamer en/of een bijl, althans een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (een of meer ma(a)l(en)) met een hamer en/of een bijl, althans een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht/gelaat heeft/hebben geslagen en/of
- over het hoofd van die [slachtoffer] een (vuilnis)zak heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben getrokken en/of die (vuilnis)zak (met een (elektriciteits)snoer/draad) heeft/hebben dichtgeknoopt en/of heeft/hebben dichtgeknoopt gehouden en/of heeft/hebben dicht gebonden en/of heeft/hebben dicht gebonden gehouden en/of
- een (elektriciteits)snoer/draad (strak) om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben aangebracht en/of heeft/hebben getrokken en/of
- een of meermalen (met een hand en/of vuist) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of hals en/of elders in/op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of heeft/hebben gestompt en/of heeft/hebben geschopt en/of heeft/hebben getrapt (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) en/of
- ( met een hand) een ketting om de nek/hals van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) aan voornoemde ketting (om de nek van voornoemde [slachtoffer]) heeft/hebben getrokken en/of heeft/hebben gerukt (in de richting van de vloer) en/of
- een of meer broekzak(ken) van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De feiten
Op 13 maart 2011 omstreeks 06:30 uur is [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) aan de balie van het politiebureau Linnaeusstraat te Amsterdam verschenen. Verbalisanten zijn met haar naar haar woning aan de [adres] te Amsterdam gereden en de woning binnen gegaan. Verbalisant [verbalisant] ging de woonkamer in en zag dat er twee voeten uit een opgerold kleed staken. Hij sloeg het kleed open en zag een persoon op de buik liggen. Hij zag dat er een vuilniszak over het hoofd zat en dat er een verlengsnoer om de nek en de vuilniszak zat. Er lag bloed en hij voelde geen hartslag. De pols voelde koud aan en was stijf (dossierpagina’s 10005-10008).
Het stoffelijk overschot bleek te zijn: [slachtoffer] (dossierpagina’s 10021-10022).
Uit de berekening met behulp van het Henssge nomogram is gebleken dat het tijdstip van overlijden van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) met 95% betrouwbaarheid op 12 maart 2011 tussen 11:54 uur en 17:30 uur ligt (een geschrift, opgesteld door J.C. de Keijzer, forensisch arts GGD Amsterdam, van 15 mei 2013).
De patholoog heeft als volgt gerapporteerd over de overledene [slachtoffer]. Bij de sectie waren er op het hoofd acht scherprandige klievingen met lapwonden reikend tot in het schedeldak. In de diepte was de verbrijzelde schedel goed zichtbaar. In het gezicht werden zowel rechts als links scherprandige klievingen aangetroffen. De letsels zijn alle bij leven opgelopen en passen bij heftig klievend en botsend geweld door één of meer scherprandige voorwerpen. Het overlijden is te verklaren als gevolg van de opgelopen hersenschade. Letseldatering past bij een interval van circa 30 minuten tot circa 1 uur voor het intreden van de dood (dossierpagina’s 11057-11063).
Op de camerabeelden van Coffeeshop [naam], gevestigd aan de [adres] te Amsterdam, is te zien dat een Chrysler Voyager, de auto van [slachtoffer], op 12 maart 2011 om 14:04:01 uur inparkeert aan de even zijde van de [straat]. Er stapt één persoon uit de auto aan de bestuurderszijde, die in de richting van de oneven zijde van de [straat] loopt. De auto is tot het moment dat de politie op 13 maart 2011 arriveert niet meer van zijn plaats geweest (dossierpagina’s 10099-10100).
[getuige 1] heeft verklaard dat zij [naam] (het hof begrijpt hier en hierna: [medeverdachte]) op
12 maart 2011 heeft zien lopen in de [straat] te Amsterdam. Zij droeg een lange zwarte rok. Verder zag zij dat er een licht getinte, kale man uit de woning van [naam] kwam en achter haar aan liep. De man tikte [naam] op haar schouder en samen liepen zij naar de woning van [naam]. Vervolgens liep [naam] weer weg bij haar woning in de richting van de [straat]. De man was de woning in gegaan. Op de door de verbalisant bekeken camerabeelden van voornoemde Coffeeshop [naam] is op camera
1, 12 maart 2011 te 14:20:23 uur te zien dat [getuige 1] in de richting van haar woning loopt. Daar loopt een persoon haar tegemoet, gekleed in een lange zwarte rok. Deze persoon slaat rechtsaf de [straat] in. Om 14:23:25 uur komt dezelfde persoon uit de [straat] lopen en gaat linksaf richting perceel 77 (het hof begrijpt: [adres]) (dossierpagina’s 10111-10112). De verdachte heeft onder meer ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de man was van wie [getuige 1] zegt dat deze [naam] op straat op haar schouder tikte. Hij heeft voorts verklaard dat hij op dat moment sinds een aantal dagen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] verbleef, dat hij achter [medeverdachte] aan liep om tegen haar te zeggen dat hij weg zou gaan, dat hij nog even kort de woning in is gegaan en toen naar Blaka Watra is gegaan. (proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 30 juni 2014).
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer], waarvan [slachtoffer] gebruik maakte, is gebleken dat dit nummer op 12 maart 2011 om 14:35:55 uur voor de laatste maal gebruikt werd en dat met dit nummer een gesprek plaatsvond met het telefoonnummer
[telefoonnummer]. De telefoon van [slachtoffer] straalde toen de mastlocatie [adres] te Amsterdam aan, welke zich in de directe locatie van de [adres] bevindt (dossierpagina’s 10868-10870).
[getuige 2] heeft verklaard dat zij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer]. Zij heeft voorts verklaard dat zij op 12 maart 2011 [naam] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) aan de telefoon kreeg, dat [naam] (het hof begrijpt: [medeverdachte]) even de telefoon pakte en met haar wilde praten en dat daarna de man (het hof begrijpt: [slachtoffer]) weer aan de telefoon kwam (dossierpagina’s 20047-20050).
De broek van [slachtoffer] is bemonsterd op diverse plekken en onderzocht op de aanwezigheid van DNA. Uit onderzoek is gebleken dat celmateriaal is aangetroffen ter hoogte van de rechterknie dat afkomstig kan zijn van de verdachte. Het betreft een match zonder statistische onderbouwing (dossierpagina’s 11539-11568).
De sokken van [slachtoffer] zijn eveneens bemonsterd en onderzocht op de aanwezigheid van DNA. Uit dit onderzoek is gebleken dat celmateriaal dat is aangetroffen op de wreef- en hielzijde van de rechter sok en celmateriaal op de bovenzijde van de linker sok afkomstig kan zijn van de verdachte. Het betreft eveneens matches zonder statistische onderbouwing (dossierpagina 10778-10798).
De bevindingen van het DNA-onderzoek aan de bemonsteringen van de linker en rechter sok van het slachtoffer [slachtoffer] zijn naar de mening van een deskundige iets waarschijnlijker wanneer de verdachte de sokken heeft aangeraakt (direct contact), dan wanneer het celmateriaal van de verdachte via contact van de sokken met het kleed op de sokken terecht is gekomen (indirect contact) (dossierpagina’s 11539-11568).
Om de achtergrondniveaus van celmateriaal van de verdachte te bepalen heeft het NFI nader onderzoek verricht, waarbij delen van het kleed waarin het slachtoffer was gewikkeld en de kleding van het slachtoffer werden onderzocht. Van het DNA in de bemonsteringen zijn complexe DNA-mengprofielen verkregen die zijn vergeleken met het DNA-profiel van de verdachte. Op basis van deze vergelijkingen zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van de verdachte in de bemonsteringen. Deskundige Blankers heeft gerapporteerd dat uitgaande van de aanname dat daadwerkelijk celmateriaal van de verdachte op de sokken van het slachtoffer voorkomt, de aanwezigheid van dat celmateriaal van de verdachte in combinatie met het ontbreken van achtergrondniveaus van celmateriaal van de verdachte zeer veel waarschijnlijker is als de verdachte het slachtoffer heeft versleept door deze (met de sokken aan) ter hoogte van de enkels vast te pakken dan dat de verdachte het slachtoffer niet heeft versleept door deze (met sokken aan) ter hoogte van de enkels vast te pakken (dossierpagina’s 12352-12369). Bij brief van 11 augustus 2014 heeft deskundige Blankers bericht dat het rapport van deskundigen Ten Hove en Derksen d.d. 17 juli 2014, waarin zij hebben gereageerd op bovengenoemde conclusie, hem geen aanleiding geeft om deze conclusie te herzien.
[getuige 3] heeft verklaard dat de verdachte na 12 maart 2011 bij haar is geweest. Zij heeft verklaard dat de verdachte veel geld in zijn portemonnee had en daarvan veel uitgaf (dossierpagina’s 20083-20086). Dit wordt eveneens verklaard door de [getuige 4] (dossierpagina’s 20057-20060).
[getuige 3] heeft voorts verklaard dat zij kleding van de verdachte die bij haar thuis lag in een zak heeft gestopt en dat zij bereid was deze zak aan de politie te geven. De politie heeft vervolgens uit handen van [getuige 3] een plastic zak met het opschrift ‘[naam]’ in ontvangst en in beslag genomen (dossierpagina’s 10614-10615).
In de plastic zak is een rode baseballpet aangetroffen (proces-verbaal kennisgeving en inbeslagname d.d. 15 april 2011). Aan de buitenkant van de pet zijn bloedsporen aangetroffen. Na bemonstering is gebleken dat het DNA-profiel van [slachtoffer] matcht met het DNA-profiel dat is verkregen uit de bemonstering van het bloed, met een berekende frequentie van kleiner dan één op één miljard. Het afgeleide DNA-hoofdprofiel uit de bemonstering van de binnenzijde van de pet matcht met het DNA-profiel van de verdachte, met een berekende frequentie van kleiner dan één op één miljard (dossierpagina’s 10700-10707).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat deze pet van hem is.
De verdachte heeft voorts verklaard dat de overige in de zak aangetroffen kleding niet van hem is en dat hij zich heeft ontdaan van de kleding die hij op 12 maart 2011 droeg (proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2014).
De verdachte heeft zowel bij de politie, als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat hij [slachtoffer] niet om het leven heeft gebracht, niet aanwezig is geweest in de woning toen aldaar dat misdrijf is begaan en dat hij vroeg in de avond van 12 maart 2011 nietsvermoedend de woning heeft betreden, daar een stoffelijk overschot heeft aangetroffen en daarna de woning weer heeft verlaten.
De verklaring van de verdachte dat hij op 12 maart 2011 rond 14:20 uur de woning van [medeverdachte] heeft verlaten en naar Blaka Watra is gegaan, wordt niet bevestigd.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] het slachtoffer om het leven heeft gebracht, nu – kort weergegeven –:
  • hij in de woning was op een tijdstip dat [slachtoffer] daar nog levend aanwezig was;
  • hij door [medeverdachte] wordt aangewezen als degene die geweld tegen [slachtoffer] heeft gepleegd;
  • zijn DNA op de sokken van [slachtoffer] is aangetroffen, waar hij geen verklaring voor heeft en wat hem (volgens deskundigenrapportage) brengt bij het verslepen van het slachtoffer;
  • er bloed van [slachtoffer] op zijn pet is aangetroffen, waar hij geen aannemelijke verklaring voor heeft;
  • uit meerdere getuigenverklaringen volgt dat hij na 12 maart 2011 ineens veel geld tot zijn beschikking had waar hij geen aannemelijke verklaring voor heeft, terwijl aannemelijk is dat het slachtoffer is beroofd van veel geld en zijn sieraden;
  • hij geen alibi heeft.
De advocaat-generaal acht medeplegen bewezen op grond van haar stelling dat beide verdachten in de woning aanwezig waren toen [slachtoffer] van het leven werd beroofd. Nu van hen beiden DNA-materiaal op het lichaam van [slachtoffer] is aangetroffen, dat is versleept en in een kleed is gewikkeld, kan de nauwe en bewuste samenwerking die vereist is voor medeplegen worden aangenomen, zonder dat vast te stellen is wie wat heeft gedaan, aldus de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van moord. Zij heeft met betrekking tot de voorbedachte raad – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Het slachtoffer is eerst meermalen met een scherp voorwerp op het hoofd geslagen. Vervolgens is enige tijd later een vuilniszak om het hoofd van het slachtoffer gedaan, heeft men een kabelhaspel gepakt en het snoer daarvan meermalen om de hals van het slachtoffer gewikkeld en vervolgens aangetrokken. Nu het letsel aan het hoofd minimaal een half uur tot een uur voor het intreden van de dood is toegebracht en vlak voor het intreden van de dood de verstikkende handelingen zijn verricht, hebben de verdachten voldoende tijd gehad om na te denken. Voorts zijn er naar het oordeel van de advocaat-generaal geen contra-indicaties aanwezig om voorbedachte raad aan te nemen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het medeplegen van moord zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat de gepresenteerde bewijsmiddelen, voor zover deze al niet wegens daaraan klevende gebreken moeten worden uitgesloten dan wel terzijde gesteld, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien ontoereikend zijn voor een bewezenverklaring.
Oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Bruikbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]
De medeverdachte [medeverdachte] heeft meerdere verklaringen afgelegd over wat er volgens haar gebeurd zou zijn op 12 maart 2011, eerst als getuige en vervolgens als verdachte. Na eerst een aantal andersluidende verklaringen (waarvan telkens de onjuistheid kon worden vastgesteld) te hebben afgelegd, heeft zij, toen zij werd aangemerkt als verdachte, de verdachte als dader aangewezen. Het hof houdt er rekening mee dat zij als medeverdachte een mogelijk motief heeft om ten nadele van de verdachte te verklaren.
Haar verklaringen in het algemeen en met betrekking tot het aandeel van de verdachte zijn wisselend en innerlijk tegenstrijdig, lopen op wezenlijke onderdelen uiteen en vinden geen steun in de overige bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel dat derhalve geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn, integraal terzijde dienen te worden gesteld en niet aan het bewijs van het ten laste gelegde kunnen bijdragen.
De advocaat-generaal heeft ter zitting betoogd dat twee onderdelen van de verklaringen van [medeverdachte] voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De advocaat-generaal noemt de aanwezigheid van de verdachte in de woning op een moment dat [slachtoffer] daar ook is, en de wijze waarop delen van het letsel bij [slachtoffer] zijn toegebracht. Het hof heeft eveneens de conclusie getrokken dat de verdachte in de woning moet zijn geweest, toen [slachtoffer] daar aankwam. Uit de gegevens kan echter niet worden afgeleid dat de verdachte aanwezig is geweest in de woning op een moment waarop geweld tegen [slachtoffer] werd gepleegd, nu niet uitgesloten kan worden dat de verklaring van de verdachte over het verlaten van de woning juist is.
Over de wijze waarop letsel bij [slachtoffer] is toegebracht heeft [medeverdachte] geen verklaring afgelegd, nu zij steeds heeft gesteld dat zij (behalve bij het beweerdelijk slaan van een bloedneus) niet aanwezig is geweest. Zij heeft wel meerdere (ook tegenstrijdige) verklaringen afgelegd over het wapen dat de verdachte aan haar zou hebben getoond en waarmee de verdachte ook haar zou hebben bedreigd. Het door haar genoemde wapen is een hamer. Het NFI heeft onderzoek gedaan naar het type voorwerp waarmee de letsels aan het hoofd van [slachtoffer] kunnen zijn toegebracht. Als mogelijke sporenveroorzaker komt een voorwerp in aanmerking met een scherpe rand met een minimale lengte van 75 mm, zoals bijvoorbeeld een bijl of een hakmes (dossierpagina 11289-11293). Voorts zijn er deeltjes staal en goud in het bot van het schedeldak van [slachtoffer] aangetroffen. Deze deeltjes zijn vermoedelijk afkomstig van een decoratief voorwerp waarmee de beschadigingen in het schedeldak zijn veroorzaakt (dossierpagina’s 11295-11299). De letsels wijzen dus niet in de richting van een hamer, integendeel. De stelling dat deze delen van de verklaring van [medeverdachte] door andere bewijsmiddelen worden ondersteund, en dat derhalve de verdergaande verklaring van [medeverdachte] – het moet de verdachte zijn geweest die fataal geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] – als bewijsmiddel tegen de verdachte kan worden gebruikt, wordt dan ook verworpen.
Overwegingen omtrent de bewijsmiddelen
Gelet op hetgeen hierboven onder ‘de feiten’ is vastgesteld, overweegt het hof als volgt.
Op 12 maart 2011 omstreeks 14:04 uur is de auto van [slachtoffer] aan de even zijde van de [straat] te Amsterdam geparkeerd. Uit de auto is één persoon gestapt die richting de woning van [medeverdachte] is gelopen. Overwegende dat er door [slachtoffer] omstreeks 14:35 uur een telefoongesprek is gevoerd met [getuige 2], waarbij ook [medeverdachte] aan de telefoon is gekomen en waarbij de mastlocatie in de directe omgeving van de woning van [medeverdachte] werd aangestraald, stelt het hof vast dat [slachtoffer] zich op dat moment, tezamen met [medeverdachte], in de woning van [medeverdachte] bevond, dat het [slachtoffer] is geweest die kort daarvoor, om 14:04 uur met zijn auto naar de [straat] is gereden en dat deze, nadat hij in de richting van de woning van [medeverdachte] was gelopen, deze woning is binnen gegaan. Nu uit de verklaring van [getuige 1], de camerabeelden van Coffeeshop [naam] en de verklaring van de verdachte volgt dat de verdachte in elk geval omstreeks 14:20 uur in de woning van [medeverdachte] is geweest, stelt het hof vast dat de verdachte op dat moment tegelijk met [slachtoffer] in de woning van [medeverdachte] was. Uit de berekening met behulp van het Henssge nomogram is gebleken dat het tijdstip van overlijden van [slachtoffer] met 95% betrouwbaarheid op 12 maart 2011 tussen 11:54 uur en 17:30 uur ligt. Aangezien [slachtoffer] omstreeks 14:35 uur een telefoongesprek heeft gevoerd, stelt het hof vast dat het tijdstip van overlijden met 95% betrouwbaarheid tussen 14:35 uur en 17:30 uur ligt. Het letsel moet dan – uitgaande van de bevindingen van het Henssge nomogram en de letseldatering – uiterlijk om 17:00 uur zijn toegebracht.
Ten aanzien van de mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige dood van [slachtoffer] blijkt uit het dossier – samengevat – het volgende:
- de verdachte is op 12 maart 2011 in de woning van [medeverdachte] geweest op een tijdstip dat ook [slachtoffer] daar aanwezig was;
- van de sokken en broek van [slachtoffer] zijn DNA-mengprofielen verkregen waaraan de verdachte kan hebben bijgedragen;
- er is bloed van [slachtoffer] op een pet van de verdachte aangetroffen;
- de verdachte heeft zich ontdaan van de kleding die hij op 12 maart 2011 droeg;
- de verdachte heeft geen sluitend alibi;
- uit getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat de verdachte na 12 maart 2011 over veel geld beschikte.
Ten aanzien van deze feiten en omstandigheden overweegt het hof het volgende.
Het feit dat er uit bemonstering van de broek ter hoogte van de rechterknie en op de linker en rechter sok van [slachtoffer] DNA-mengprofielen zijn verkregen waaraan de verdachte kan hebben bijgedragen, is niet redengevend voor het aannemen van betrokkenheid van de verdachte bij de dood van [slachtoffer]. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte al enkele dagen in de woning van [medeverdachte] verbleef, zodat het aantreffen van DNA van de verdachte niet onmiddellijk wijst op betrokkenheid bij een strafbaar feit.
Anders dan de advocaat-generaal suggereert, kan niet uit het rapport van het NFI worden afgeleid dat het waarschijnlijker is dat de verdachte het lichaam van [slachtoffer] heeft versleept, dan dat dat niet is gebeurd. Het NFI heeft slechts aangegeven dat de bevindingen – het aantreffen van DNA waarvan in de hypotheses wordt aangenomen dat het van de verdachte afkomstig is – zeer veel waarschijnlijker zijn uitgaande van de hypothese dat de verdachte het lichaam heeft versleept, dan uitgaande van de hypothese dat hij dat niet heeft gedaan. De conclusies die uit het rapport kunnen worden getrokken zijn derhalve beperkt. Overigens kan ook indien gesteld zou kunnen worden dat de verdachte het lichaam van [slachtoffer] heeft versleept, niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat de verdachte geweld tegen [slachtoffer] heeft gepleegd.
Dat op een pet (rood van kleur) van de verdachte bloed van [slachtoffer] is aangetroffen roept vragen op. Dit lijkt immers te wijzen op de aanwezigheid van deze pet in de woning ten tijde van de levensberoving van [slachtoffer]. Dit brengt echter nog niet mee dat daarmee vastgesteld kan worden dat ook de verdachte op dat moment in de woning aanwezig was. Daarbij heeft [medeverdachte] verklaard dat de verdachte op 12 maart 2011 een zwarte pet met motiefjes op had. Ook [getuige 5] heeft een andere pet beschreven die de verdachte op 12 maart 2011 gedragen zou hebben dan de rode pet waarop het bloed van het slachtoffer is aangetroffen. [getuige 1] heeft de verdachte tot slot omschreven als een licht getinte, kale man, waaruit afgeleid kan worden dat de verdachte op dat moment geen pet droeg. De verklaring van [getuige 3], die verklaard heeft dat de verdachte kleding en deze pet bij haar heeft achtergelaten, geplaatst tegenover de verklaring van de verdachte dat hij de pet voor 12 maart 2011 reeds was kwijtgeraakt en dat de aangetroffen kleding niet van hem is, roept eveneens vragen op. Echter ondanks deze bezwarende omstandigheden kan geenszins worden geconcludeerd dat de pet met daarop het bloed van [slachtoffer] redengevend kan zijn voor de aanwezigheid van de verdachte op het moment van de levensberoving en zijn betrokkenheid hierbij.
Het roept voorts vraagtekens op bij het hof dat de verdachte zich naar eigen zeggen heeft ontdaan van zijn kleding die hij op 12 maart 2011 droeg, met welke verklaring de verdachte pas ter terechtzitting in hoger beroep is gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan omdat hij bang was dat daarop sporen aangetroffen zouden worden waaruit de verkeerde conclusie getrokken zou kunnen worden. Wat er ook zij van dit motief, ook deze handeling van de verdachte kan op zichzelf niet als redengevend voor een bewezenverklaring worden aangemerkt.
De verklaring van de verdachte dat hij op 12 maart 2011 rond 14:20 uur de woning van [medeverdachte] heeft verlaten en naar Blaka Watra is gegaan, wordt niet bevestigd, maar dit betekent niet dat deze verklaring niet juist zou kunnen zijn. Uit het dossier volgt immers dat het registratiesysteem van Blaka Watra niet sluitend is. De bevindingen met betrekking tot Blaka Watra kunnen de verdachte dan ook niet worden tegengeworpen.
Op grond van het dossier kan vastgesteld worden dat de verdachte na 12 maart 2011 over relatief veel geld beschikte, hetgeen opmerkelijk is te noemen. Niet met zekerheid valt echter vast te stellen of en zo ja, hoeveel, geld [slachtoffer] op 12 maart 2011 bij zich droeg. Dat [slachtoffer] op 12 maart 2011 sieraden van aanzienlijke waarde om had, welke zijn weggenomen, is niet onaannemelijk, maar enig verband met het uitgavenpatroon van de verdachte na 12 maart 2011 valt niet vast te stellen.
Het hof is dan ook van oordeel dat de diverse bewijsmiddelen afzonderlijk en in samenhang bezien, niet kunnen leiden tot bewezenverklaring van betrokkenheid van de verdachte bij de dood van [slachtoffer], zelfs niet nu de verdachte aanvankelijk op onderdelen niet direct openheid van zaken heeft gegeven. Het hof is op grond van bovenstaande overwegingen voorts van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, zoals aan hem meer subsidiair is ten laste gelegd.
Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Bij deze stand van zaken behoeven de overige verweren van de raadsman geen bespreking.

Vordering van de benadeelde partij [naam]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.600,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [naam]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.600,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [naam]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 24.396,48. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 19.896,48. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. P.A.M. Hoek en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van
mr. N. de Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 december 2014.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 23-002912-13
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 16 december 2014.
Tegenwoordig zijn:
mr. M. Lolkema, raadsheer,
mr. N. de Visser, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. , advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Verdachte heeft
geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.