Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man;
- mr. Klock voornoemd.
2.De feiten
3.Het geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het hoger beroep
Ik heb een gesprek met hem gehad in het begin van de zwangerschap. Hij wilde er niks mee doen”. Vervolgens heeft de kinderrechter aan de vrouw voorgehouden of het de keuze was de man een vader te laten zijn of niemand. Het proces-verbaal vermeldt als haar reactie daarop: “
Het was niet duidelijk of hij de vader was en er voor vechten omdat het niet duidelijk was wie de vader was”. In hoger beroep stelt de vrouw weliswaar dat zij tot januari 2013 niet noemenswaardig eraan getwijfeld heeft dat de man de biologische vader was van [X], doch dit standpunt wijkt – zonder dat daarvoor op enigerlei wijze een verklaring wordt gegeven – zo af van haar eerdere mededelingen tijdens de comparitie in eerste aanleg, dat het hof aan het gewijzigde standpunt van de vrouw in hoger beroep geen geloof hecht. Uit de in eerste instantie afgelegde verklaring kan naar het oordeel van het hof niet anders worden afgeleid dan dat reeds ten tijde van het geven van toestemming tot erkenning, bij de moeder twijfel bestond over wie de biologische vader is van [X]. Uitgangspunt is dat van degene die in twijfel handelde, niet kan worden gezegd dat hij/zij heeft gedwaald. Nu aan de zijde van de vrouw blijkbaar geen zekerheid heeft bestaan over het biologisch vaderschap van de man ten tijde van het geven van toestemming om [X] te erkennen, kan niet worden volgehouden dat de vrouw toen daarover heeft gedwaald. Om die reden is het niet mogelijk de erkenning te vernietigen ingevolge het bepaalde in artikel 1:205 lid 1 sub c BW.