ECLI:NL:GHAMS:2014:573

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
200.114.277-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misleiding door verzekerde leidt tot verval van uitkeringsrecht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen de Europeesche Verzekering Maatschappij N.V. De appellant had een motorfiets verzekerd en beroept zich op taxatierapporten van de taxateur [X]. Het hof had eerder op 25 juni 2013 een tussenarrest uitgesproken en in dit arrest werd de misleiding van de verzekeraar door de verzekerde aanvaard. Het hof oordeelde dat de appellant zich tegen beter weten in had beroepen op de taxatierapporten, die niet onafhankelijk waren en te hoge waarden rapporteerden. De appellant had een aanschafprijs van € 80.000,- tot € 85.000,- opgegeven, maar het hof concludeerde dat deze prijs niet in overeenstemming was met de werkelijke waarde van de motor. De getuigenverklaringen van de schadeonderzoeker en de taxateur gaven aan dat de taxaties te hoog waren door de invloed van de appellant. Het hof oordeelde dat de misleiding zo ernstig was dat dit het verval van het recht op uitkering rechtvaardigde. De appellant had geen bewijs kunnen leveren om de beschuldigingen te weerleggen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.114.277/01
zaaknummer/rolnummer rechtbank: 499264 HA ZA 11-2468 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 februari 2014
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats 1],
appellant,
advocaat: mr. S.J.M. Jaasma te Amsterdam,
tegen:
de naamloze vennootschapEuropeesche Verzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G. Kalsbeek te Amsterdam.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [appellant] en Europeesche genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 25 juni 2013 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ingevolge het tussenarrest heeft Europeesche op 9 september 2013 getuigen doen horen. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal is bij de gedingstukken gevoegd. [appellant] kreeg de gelegenheid om in een tegenverhoor getuigen te doen horen, hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Partijen hadden na het getuigenverhoor de gelegenheid om te concluderen, geen van hen heeft daarvan gebruik gemaakt.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Bij het tussenarrest is Europeesche toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat [appellant] zich tegen beter weten in heeft beroepen op de taxatierapporten van [X] van 12 september 2008 en 24 februari 2010. Daarbij overwoog het hof dat binnen dit bewijsthema niet alleen zal moeten worden onderzocht of [appellant] aan genoemde [X] een aankoopprijs van de motorfiets groot € 85.000,- heeft opgegeven, maar ook of [appellant] zich diende te realiseren dat een dergelijke onjuiste opgave tot een te hoge taxatie zou leiden. In het kader van het te leveren bewijs zouden ook aan de orde kunnen komen de vragen of [appellant] met opzet een hoekje van de onderdelenspecificatie heeft afgeknipt alsmede of de taxaties hebben plaatsgehad op advies van de assurantietussenpersoon van [appellant].
2.2
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Europeesche twee getuigen doen horen.
2.2.1
[Y], oud [leeftijd] jaar, van beroep schadeonderzoeker, wonende te [woonplaats 2] heeft het volgende verklaard:
1. (…)Ik ben bij deze kwestie betrokken geraakt in mijn hoedanigheid van schadeonderzoeker. Ik heb mijn onderzoek uitgevoerd op verzoek van de Europeesche.
2. Ik ben niet rechtstreeks betrokken geweest bij de taxaties die taxateur [X] heeft uitgevoerd. Hetgeen ik daarover verklaar, weet ik van horen zeggen.
3. Hetgeen ik heb gehoord van taxateur [X] en [appellant] alsmede mijn overige bevindingen in deze kwestie heb ik vastgelegd in een rapportage. Die rapportage heb ik naar waarheid opgemaakt. U kunt mij als getuige houden aan de inhoud van die rapportage. Dat geldt in het bijzonder ook voor al hetgeen ik uit de mond van taxateur [X] heb opgetekend.
4. Het gesprek met taxateur [X] is als volgt in zijn werk gegaan.
Ik ben naar het huis van de taxateur gereisd en heb aldaar het gesprek gevoerd. Uit mijn hoofd schat ik dat het gesprek een half uur heeft geduurd. De taxateur [X] stelde zich aanvankelijk coöperatief op. Toen ik hem doorvroeg over de methode waarop hij tot zijn waardeoordeel was gekomen, verdween die coöperatieve houding.
Ik heb [X] gevraagd op basis waarvan hij de waarde van de motor had getaxeerd. Hij vertelde toen dat hij van [appellant] stukken had gekregen en aanvullende mondelinge informatie. Ik heb doorgevraagd en in het bijzonder gevraagd vanuit welk referentiekader hij tot een oordeel was gekomen. Hij vertelde daarop dat de door [appellant] genoemde aankoopsom leidend was geweest en dat hij er een percentage bovenop had gezet. Ik heb hem het toentertijd bekende importcijfer voorgehouden. Dat cijfer lag aanzienlijk lager dan de door de taxateur gekozen waarde. De taxateur reageerde daarop met te zeggen dat hij zich belazerd voelde.
5. Ik heb tijdens dat gesprek met taxateur [X] aantekeningen gemaakt. Aan de hand van die aantekeningen, die ik bij mij heb, kan ik aanvullend verklaren. Ik zie daarin dat het gesprek langer heeft geduurd dan ik dacht. Ik noteerde dat ik 11 eenheden van 6 minuten daarmee doende ben geweest. Verder zie ik dat ik uit de mond van [X] heb opgetekend dat [appellant] hem een koopsom van € 85.000,-- heeft genoemd. Ik heb begrepen dat [appellant] met dat bedrag niet de in de Verenigde Staten betaalde koopsom heeft bedoeld, maar een totaalbedrag bestaande uit die koopsom plus al hetgeen hij had uitgegeven om die motor in Nederland te krijgen en in de conditie waarin deze zou zijn gestolen. Hij had bijvoorbeeld, zo vertelde hij aan [X], onderdelen bijgekocht.
Bij de stukken die de taxateur zag, zat een onderdelenspecificatie. Deze heeft voor de taxateur, naar ik heb begrepen, maar een betrekkelijke rol gespeeld bij zijn waardeoordeel.
6. Taxateur [X] heeft mij verteld dat hij wel vaker taxaties deed voor [appellant]. Ik moet aannemen dat hij rechtstreeks door [appellant] is ingeschakeld. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat de verzekeringstussenpersoon van [appellant] in dit verband een rol heeft gespeeld.
7. Op de vragen van mr. Kalsbeek antwoord ik:
Ik heb het stuk waaruit een hoekje was geknipt aan [appellant] voorgehouden. Hij heeft mij uitgelegd dat op dat weggeknipte stukje privénotities stonden en dat deze notities niet belangrijk waren.
Ik heb met [appellant] besproken hoe hij aan de motor was gekomen. Hetgeen hij mij heeft verteld heb ik in mijn rapportage opgenomen.
8. Op de vragen van mr. Jaasma antwoord ik:
Ik ben schadeonderzoeker sedert 1987.
Met een bezoektijd van 11 keer 6 minuten bedoel ik de netto bezoektijd. Reistijd zit daar niet in.
Bij de eerste indruk die ik kreeg bij mijn contacten met [appellant] ontstonden geen bedenkingen omtrent de diefstal. Er zijn mij aanvankelijk geen negatieve dingen opgevallen, ik ben daar vrij lang geweest.
Ik werk regelmatig voor de Europeesche. Ik kan dat verder niet kwantificeren.
2.2.2
[X], oud [leeftijd] jaar, van beroep taxateur roerende zaken, wonende te [woonplaats 2] heeft het volgende verklaard:
1. (…)
2. U houdt mij voor kopieën van taxatierapporten van de motor van 12 september 2008 en 24 februari 2010. U deelt mij mede dat deze kopieën deel uitmaken van de processtukken. Ik herken de rapporten. Ze zijn van mijn hand, de datering is juist.
3. Ik heb de motor getaxeerd op verzoek van [appellant]. Ik weet niet waarom [appellant] bij mij is beland. Voor de eerste taxatie kende ik hem niet.
[appellant] heeft mij telefonisch benaderd. Hij vertelde mij dat hij zijn motorfiets getaxeerd wilde hebben in verband met de verzekering. Ik heb niet te maken gehad met een verzekeringstussenpersoon.
Bij gelegenheid van de tweede taxatie van de motorfiets zijn door mij op verzoek van [appellant] ook auto’s getaxeerd. Dat kunnen ook auto’s van zijn zoon geweest zijn.
4. Ten behoeve van de taxatie van de motorfiets ben ik telkens naar Amsterdam Noord geweest waar de motor stond. De taxaties hebben ongeveer anderhalf uur in beslag genomen, een gesprek vooraf van ongeveer een half uur en het verzamelen van gegevens ongeveer een uur. Met verzamelen van gegevens bedoel ik het bekijken en fotograferen alsmede het uitwerken van het verzamelde materiaal.
5. U vraagt mij uiteen te zetten hoe ik tot mijn waardeoordeel ben gekomen. Ik noem u daarop de technische gegevens van de motor en de aanschafprijs. De aanschafprijs is mij verteld. Een bewijsstuk van die aanschafprijs heb ik nooit gezien. Ik herinner mij dat mij een aanschafprijs € 80.000,-- of € 85.000,-- is genoemd. Dat cijfer heb ik ergens genoteerd. Met aanschafprijs is overigens niet alleen de aankoopprijs van de motor in de Verenigde Staten bedoeld, maar ook al hetgeen is betaald voor transportkosten. Bij de tweede taxatie was er bovendien sprake van kosten voor aanvullende onderdelen. Dat was geen gigantisch bedrag, het ging om ongeveer€ 5.000,--. Verder heb ik bij mijn waardeoordeel toekomstige prijsstijgingen betrokken.
Ik leg u verder uit dat toentertijd belangrijk was waarvoor [appellant] de motor wilde verzekeren. [appellant] heeft een prijs genoemd. Ik vond het een hoog bedrag. Ik heb dat bedrag toch in mijn taxatierapporten opgenomen. Ik heb dat gedaan omdat ik slecht kon vergelijken. U houdt mij voor dat het erop lijkt dat ik mij sterk heb laten leiden door de wens van [appellant]. U vraagt mij in hoeverre ik mij door mijn eigen visie heb laten leiden. Ik licht u toe dat het om een unieke motor ging. Het was geen alledaags voertuig. Er was veel verchroomd, een gelikt exemplaar dat er keurig uitzag. Ik heb aangenomen, op grond van de mededelingen van [appellant], dat er veel met de hand gemaakte onderdelen in de motorfiets zaten. Kortom, het was geen alledaags voertuig en dat bracht mij ertoe om de bedragen die [appellant] noemde niet vreemd te vinden. Daarbij speelt een rol dat ik ervaring heb met het taxeren van auto’s en motoren. Alles met elkaar had ik geen reden om moeilijk te doen over de waardes waarvoor [appellant] de motor verzekerd wilde hebben.
Het bedrag waarvoor [appellant] de motorfiets in de Verenigde Staten heeft gekocht heeft hij mij nooit apart genoemd. Het ging in ons gesprek over een totaalsom aan vervangingswaarde.
Het verschil tussen de taxatiebedragen in 2008 en 2010 heeft van doen met de extra kosten die inmiddels waren gemaakt en de prijsstijgingen.
6. (…)
7. Het is juist dat de schadeonderzoeker [Z] bij mij thuis in [woonplaats 2] is geweest. Hij heeft in dat gesprek zijn twijfels over mijn waardeoordelen uitgesproken. Ik weet dat hij van ons gesprek een verslag heeft gemaakt. U vraagt mij waarom ik dat verslag niet heb willen ondertekenen. Ik weet dat niet meer. Ik dacht dat het niet goed was om het verslag te ondertekenen.
Het kan goed zijn dat ik gezegd heb dat ik mij door [appellant] belazerd heb gevoeld. Dat komt doordat hij mij achteraf bezien de werkelijke waarde van de motorfiets niet heeft aangetoond. Toentertijd had ik geen reden om te vragen om een bewijsstuk van het genoemde aankoopbedrag. Ik had geen reden om wantrouwig te zijn. [appellant] kwam eerlijk over. Zijn uitleg dat een deel onder tafel was betaald, zodat een bewijsstuk niet zou helpen, heb ik voor waar aangenomen. Achteraf was het veel beter geweest als er wel een bewijsstuk van de aankoopsom was geweest.
Indertijd wist ik niet dat er een website was met gegevens aan de hand waarvan ik de waarde van een dergelijke motor had kunnen toetsen. Voor mij was het een uniek exemplaar. Ik heb mij niet gerealiseerd dat er iets op internet te vinden zou zijn.
8. Op de vragen van mr. Jaasma antwoord ik:
Ik ben ongeveer 45 jaar taxateur roerende zaken. Ik heb, zoals ik al zei, vaker auto’s en ook oude motoren getaxeerd.
Ik heb artikel 7:960 BW in mijn taxatierapporten genoemd omdat die bepaling de opvolger is van de oude voortaxatieregeling van artikel 275 Wetboek van Koophandel.
Ik heb mijn taxatierapporten niet naar de verzekering gestuurd.
Ik was toen ik taxeerde niet op de hoogte van het verzekerde bedrag.
Bij de eerste taxatie was behalve [appellant] ook een oude meneer aanwezig. Ik weet niet hoe deze persoon heet. Ik weet niet of bij de tweede taxatie andere personen aanwezig waren dan [appellant].
Op het moment van mijn taxaties stond ik daarachter. Dat is nu niet meer zo. Met de kennis die ik van internet heb gehaald, weet ik dat er een verschil in kostprijs bestaat.
Van de stukken die ik aangaande de taxaties nog had, heb ik kopieën aan [Z] gegeven. [Z] heeft mij verteld waarom hij kwam. Die uitleg hield in dat hij het niet eens was met de taxaties. Mij wordt gevraagd of [Z] andere taxaties heeft genoemd aan mij. Dat weet ik niet meer, ik kan het niet uitsluiten. Mij wordt gezegd dat inmiddels taxatiebedragen van € 50.000,-- en € 60.000,-- zijn genoemd. Die bedragen kan ik niet bevestigen. Ik kan alleen maar voor mijn rekening nemen dat de motor lager had moeten worden getaxeerd door mij.
[Z] heeft het er niet over gehad dat hij twijfelde aan de diefstal van de motor.
2.3
Met deze twee verklaringen is Europeesche erin geslaagd het van haar verlangde bewijs te leveren.
Deze verklaringen houden onmiskenbaar in dat de taxatierapporten waarop [appellant] zich heeft beroepen met betrekking tot de motor geen voldoende onafhankelijk waarde-oordeel van de taxateur inhouden ten aanzien van de op de dag van zijn taxaties geldende dagwaarde en dat [appellant] zich daarvan bewust moet zijn geweest. De taxateur, [X], heeft zich immers blijkens zijn getuigenverklaring bij zijn taxaties in hoge mate laten leiden door de door [appellant] gewenste verzekerde waarde van de motor en de door [appellant] opgegeven aanschafprijs. Die gewenste waarde heeft [X] telkens aanvaard zonder deze toereikend te toetsen aan in de markt beschikbare informatie aangaande de waarde van de motor.
Voorts kan aan de getuigenverklaringen worden ontleend dat de taxaties als gevolg van de bemoeienis van [appellant] fors te hoog zijn uitgevallen. [appellant] heeft een aanschafprijs groot € 80.000,- tot € 85.000,- of € 85.000,- opgegeven. Deze aanschafprijs valt niet in overeenstemming te brengen met hetgeen in dit geding is bekend geworden over hetgeen [appellant] in de motor heeft geïnvesteerd, ook niet als wordt uitgegaan van de door [appellant] genoemde bedragen. Gelet op het overleg dat tussen [appellant] en de taxateur heeft plaatsgehad over de vast te stellen dagwaarde, geldt ook hier dat [appellant] moet hebben geweten dat hij de taxateur ertoe bracht te hoge dagwaardes te rapporteren.
2.4
[appellant] heeft het bijgebrachte bewijs niet ontzenuwd. Hij heeft geen getuigen in een tegenverhoor doen horen en evenmin nadere bewijsstukken overgelegd. Het door [appellant] reeds eerder in het geding gebrachte schriftelijke bewijsmateriaal heeft onvoldoende ontzenuwende kracht.
Vermeldenswaard is in dit verband tot slot nog dat niets naders is gebleken over een advies van de assurantietussenpersoon van [appellant].
2.5
In dit geding kan dus worden vastgesteld dat [appellant] zich tegen beter weten in jegens Europeesche heeft beroepen op de taxatierapporten van [X] van 12 september 2008 en 24 februari 2010. Dusdoende heeft hij Europeesche misleid als bedoeld in artikel 7:941 lid 5 Burgerlijk Wetboek.
2.6
Dan resteert de vraag of die misleiding het verval van het recht op uitkering rechtvaardigt. Met de rechtbank ziet het hof geen grond om te oordelen dat de geconstateerde misleiding het verval van het recht op uitkering niet zou rechtvaardigen. De misleiding die is komen vast te staan is te ernstig van aard en omvang om [appellant] in dit verband tegemoet te komen, zeker nu [appellant] in dit verband geen (onderbouwde) stellingen heeft betrokken die tot een ander oordeel zouden nopen.
2.7
Slotsom van bovenstaande overwegingen is dat ook de tweede grief van [appellant] faalt.
is in dit geding de in het ongelijk gestelde partij. Hij heeft de proceskosten van het hoger beroep te dragen.

3. Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Europeesche begroot op € 1.955,- aan verschotten en € 10.528,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en P.W.A. van Geloven en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2014.