In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van Proximedia Nederland B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Proximedia had een overeenkomst gesloten met [geïntimeerde] voor internetprestaties met een looptijd van 48 maanden. Na een opzegging door [geïntimeerde] vorderde Proximedia een verbrekingsvergoeding van 40% van de resterende termijnen, maar de kantonrechter had deze vordering afgewezen. Proximedia was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat Proximedia haar verplichtingen niet was nagekomen. Het hof stelde vast dat er geen aanwijzingen waren dat Proximedia haar prestaties eerder had moeten leveren dan afgesproken. Bovendien was het hof van mening dat de beëindiging van de overeenkomst door [geïntimeerde] niet op grond van wanprestatie kon plaatsvinden. Het hof verwierp ook het beroep van [geïntimeerde] op de Colportagewet, omdat deze wet niet van toepassing was op de situatie van een kleine ondernemer die in het kader van zijn bedrijf handelt.
Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de kantonrechter en kende het de vordering van Proximedia toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Het hof benadrukte dat [geïntimeerde] zich had moeten realiseren dat de overeenkomst een langdurige verbintenis inhield en dat zij de gevolgen van haar beslissing om de overeenkomst te beëindigen moest dragen. De uitspraak onderstreept het belang van duidelijke communicatie en de verantwoordelijkheden van partijen in zakelijke overeenkomsten.