ECLI:NL:GHAMS:2014:5547

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
29 december 2014
Zaaknummer
23-003220-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door verdachte in de financiële sector

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van valsheid in geschrift. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk een paraaf heeft geplaatst op een déchargeverklaring, waardoor het leek alsof deze namens de begunstigde was ondertekend. Dit gebeurde op 26 oktober 2012 in de gemeente Alkmaar. De verdachte was directeur van een assurantiekantoor en had eerder een bankgarantie gesteld, die door de begunstigde was ingeroepen. De tenlastelegging betrof het valselijk opmaken van een dechargeverklaring die bestemd was om als bewijs te dienen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de noodzaak dat alleen de begunstigde de bankgarantie kon beëindigen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld, maar het hof oordeelde dat de verdachte had moeten begrijpen dat zijn handeling onrechtmatig was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte strafbaar, maar legde geen straf of maatregel op, omdat de verdachte blijk had gegeven van inzicht in zijn fout en spijt had betuigd. Het hof benadrukte het belang van vertrouwen in officiële documenten, vooral gezien de professionele achtergrond van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-003220-13
datum uitspraak: 24 december 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 juli 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-037095-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2012 in de gemeente Alkmaar en/of te Bergen, gemeente Bergen (NH), althans in Nederland, een dechargeverklaring (van begunstigde "[bedrijf 1]", behorende bij een bankgarantie [bedrijf 2]), althans een geschrift, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid op die dechargeverklaring, althans geschrift, een handtekening/paraaf geplaatst/getekend, die moest doorgaan voor de handtekening/paraaf van die begunstigde "[bedrijf 1]", zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere straf komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter zitting vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde feit. Hij voert hiertoe aan dat de overtuiging voor de vereiste opzet ontbreekt. De verdachte heeft onzorgvuldig, doch niet opzettelijk, gehandeld door de déchargeverklaring te paraferen terwijl de begunstigde, in dit geval [bedrijf 1], dit had moeten doen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden gebleken:
a. [bedrijf 3], de vennootschap waarin de verdachte zijn assurantiekantoor exploiteert, hierna te noemen [bedrijf 3], huurde kantoorruimte van [bedrijf 1], hierna te noemen [bedrijf 1]. De huurovereenkomst verplichtte de huurder een bankgarantie te stellen ten behoeve van de huurder.
b. In het verleden heeft [bedrijf 1] een vordering op [bedrijf 3] geïncasseerd door de bankgarantie in te roepen.
c. De kantonrechter te Alkmaar heeft bij vonnis in kort geding van 22 november 2011 (ter terechtzitting is door de raadsman een kopie hiervan overgelegd) [bedrijf 3] veroordeeld tot betaling van huurbedragen tot en met 31 oktober 2012 en tot het opnieuw stellen ten behoeve van [bedrijf 1] van de contractueel bepaalde bankgarantie.
d. De [bedrijf 2] heeft, op verzoek van [bedrijf 3], deze bankgarantie gesteld op 6 december 2011. Het origineel van de garantie, dan wel een afschrift daarvan, heeft de bank toegezonden aan [bedrijf 3] De verdachte heeft dit in zijn dossier bewaard.
e. Op 26 oktober 2012 heeft de verdachte als directeur van [bedrijf 3] de bankgarantie aan de bank teruggestuurd, met een door hem ondertekende begeleidende brief waarin is vermeld dat de originele stukken van de bankgarantie zijn bijgevoegd en dat wordt verzocht om de bankgarantie per direct te beëindigen.
f. Op bladzijde 1 en 2 van bijlage ‘[garantienummer]’ heeft de verdachte midden op de bladzijden met de hand de tekst “void” aangebracht. Op bladzijde 3 is een zogenaamde déchargeverklaring opgenomen, die de begunstigde bij het retourneren van de garantie ter annulering dient te ondertekenen. Hierop heeft de verdachte, onder en gedeeltelijk door de tekst “[naam bedrijf 1]” zijn paraaf geplaatst.
Gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte zich bij de ten laste gelegde handeling niet heeft gerealiseerd dat alleen aan [bedrijf 1] de bevoegdheid toekwam de bankgarantie te beëindigen en dat de déchargeverklaring niet door hem, maar door een namens [bedrijf 1] bevoegde persoon diende te worden ondertekend. Door zijn paraaf op de déchargeverklaring te plaatsen heeft de verdachte het doen voorkomen alsof deze namens [bedrijf 1] is geplaatst. Dit kan hij niet anders dan opzettelijk hebben gedaan, nu hij zijn paraaf onder (en zelfs gedeeltelijk door) de tekst “[naam bedrijf 1]” heeft geplaatst.
Dat de verdachte in zijn werk niet of niet veel met bankgaranties te maken had, zoals de raadsman heeft betoogd, leidt niet tot een ander oordeel. De verdachte had eerder een bankgarantie gesteld en deze is door [bedrijf 1] ingeroepen. Het is vervolgens zo ver gekomen dat hij op 6 december 2011 door de kantonrechter in kort geding wederom tot het stellen van een bankgarantie is gedwongen. De verdachte heeft de bankgarantie teruggezonden vlak voordat de huurovereenkomst overeenkomstig het contract was beëindigd, terwijl in de bankgarantie onder meer is vermeld dat de garantie komt te vervallen zes maanden na de datum waarop de huurovereenkomst is beëindigd. De verdachte, die gezien zijn werk affiniteit heeft met de financiële sector en zich bewust moet zijn van het belang om van de inhoud van officiële documenten kennis te nemen, moet goed geweten hebben wat een bankgarantie inhield en door wie en hoe deze kan worden beëindigd.
Het verweer gaat niet op.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 oktober 2012 in de gemeente Alkmaar of te Bergen, gemeente Bergen (NH), althans in Nederland, een déchargeverklaring van begunstigde "[bedrijf 1]", behorende bij een bankgarantie [bedrijf 2] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, immers heeft de verdachte valselijk op die déchargeverklaring een paraaf geplaatst, die moest doorgaan voor de handtekening/paraaf van die begunstigde "[bedrijf 1]"
(het hof begrijpt: een handtekening/paraaf, bevoegdelijk namens [bedrijf 1] geplaatst), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000, waarvan een deel, groot € 500, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het hof acht het bewezenverklaarde een ernstig feit, waardoor het vertrouwen dat in officiële documenten moet kunnen worden gesteld, is geschaad. De verdachte, die zelf werkzaam is in de financiële wereld, moet dit ernstig worden aangerekend.
Anderzijds heeft de verdachte er ter terechtzitting in hoger beroep blijk van gegeven dat hij de onjuistheid van zijn handelen inziet en heeft hij spijt betuigd, hetgeen op het hof oprecht is overgekomen. Het is voorts aannemelijk dat hij zich ten tijde van zijn handelen de mogelijke consequenties voor zijn bedrijf niet heeft gerealiseerd.
Dit alles brengt mee dat een geldboete als bestraffing geen toegevoegde waarde heeft. Het hof zal toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a Wetboek van Strafrecht en volstaan met het strafbaar verklaren van de verdachte zonder oplegging van straf of maatregel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.H. van Benthem, mr. P.C. Römer en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2014.
mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.