ECLI:NL:GHAMS:2014:5534
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Haeringen
- M.M.A. Gerritzen - Gunst
- W.K. van Duren
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ouderlijk gezag en omgangsregeling van een minderjarige
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling en het ouderlijk gezag over een 14-jarige minderjarige. De vrouw, appellante in principaal hoger beroep, en de man, geïntimeerde in principaal hoger beroep, zijn de ouders van de minderjarige. Het hof had eerder de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek naar de wenselijkheid van gezamenlijk gezag en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. Het rapport van de Raad, dat op 10 september 2014 was ingediend, wees uit dat de minderjarige klem zat tussen haar ouders, die een verstoorde relatie hadden. De Raad adviseerde om de man met het eenhoofdig gezag te belasten, omdat dit in het belang van de minderjarige zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2014 werd de minderjarige gehoord, en zij gaf aan dat zij bij de man wilde blijven wonen.
Het hof oordeelde dat het verzoek van de vrouw om gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige was en bevestigde de beslissing van de rechtbank om de man met het gezag te belasten. Wat betreft de omgangsregeling was er een discussie over de wenselijkheid van een formele regeling. De vrouw stelde voor om de invulling van de omgang aan de minderjarige over te laten, maar het hof en de Raad waren van mening dat dit te veel verantwoordelijkheid bij de minderjarige legde. Uiteindelijk besloot het hof dat er een omgangsregeling moest komen, waarbij de minderjarige minimaal twee uur per twee weken contact had met de vrouw, op een door haar te bepalen plaats, dag en tijdstip. Het hof benadrukte het belang van de psychische gezondheid van de vrouw en adviseerde haar om mee te werken aan een onderzoek en eventuele behandeling. De beschikking werd op 23 december 2014 openbaar uitgesproken.