ECLI:NL:GHAMS:2014:5510
Gerechtshof Amsterdam
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase en schadevergoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 november 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen belanghebbende [A] en de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie. Het Hof heeft de Minister veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van immateriële schade, dat voortvloeit uit een eerdere uitspraak van het Hof op 28 augustus 2014, waarin het onderzoek was heropend.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam heeft op 22 december 2011 uitspraak gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de waardebeschikking van een onroerende zaak. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, waarop de rechtbank op 5 december 2013 uitspraak heeft gedaan. Het Hof heeft vastgesteld dat de totale duur van de procedure meer dan twee jaar heeft bedragen, wat leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn is overschreden.
Het Hof heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de redelijke termijn voor de behandeling van bezwaar en beroep gezamenlijk twee jaar bedraagt, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de overschrijding die toerekenbaar is aan de bezwaarfase en die aan de beroepsfase. In dit geval is de overschrijding geheel aan de beroepsfase toe te rekenen, aangezien de behandeling van het beroep bijna 23 maanden heeft geduurd.
Het Hof heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de vertraging rechtvaardigen en heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 500. De Minister is veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding aan belanghebbende. Tevens is er een procedurele uitleg gegeven over het indienen van beroep in cassatie, inclusief de vereisten voor het beroepschrift.