ECLI:NL:GHAMS:2014:5476

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
23-002352-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een aanzienlijk geldbedrag met onduidelijke herkomst

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2013. De verdachte, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van € 499.900,00, dat in zijn auto was aangetroffen. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 15 maanden, met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 23 mei en 5 december 2014 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte consistent had verklaard dat het geld van zijn vader afkomstig was, en dat er onvoldoende bewijs was voor een criminele herkomst van het geld. Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte niet voldoende concreet en verifieerbaar was. Het hof benadrukte dat de verdachte een verklaring moest geven voor de herkomst van het geld, en dat de wisselende verklaringen over zijn reisbewegingen en de herkomst van het geld niet geloofwaardig waren. Het hof concludeerde dat het geld afkomstig moest zijn uit een misdrijf en dat de verdachte hiervan op de hoogte was. Bij de strafmaat hield het hof rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte, maar oordeelde dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was voor het witwassen van een dergelijk groot bedrag. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

parketnummer: 23-002352-13
datum uitspraak: 19 december 2014
TEGENSPRAAK (Gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-651274-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 23 mei 2014 en 5 december 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag, te weten € 499.900,00 wordt verbeurdverklaard.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof nader zal ingaan op de door de verdediging gevoerde verweren.

Bewijsverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte in de kern telkens consistent heeft verklaard over de herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag, te weten dat dit geld van zijn familie is, namelijk van zijn vader. Dat de verdachte met betrekking tot zijn reisbewegingen wisselend heeft verklaard doet hieraan niet af, aldus de raadsman.
Gelet hierop heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden door het Openbaar Ministerie niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat daarom een criminele herkomst van het geldbedrag (het hof begrijpt: niet) als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De raadsman betwist niet dat sprake is van een vermoeden van witwassen, nu bijna een half miljoen euro in de auto van de verdachte is aangetroffen. Daarom mag – ook in de ogen van de verdediging – van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Bij de beoordeling van de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het aangetroffen geldbedrag in ruimere zin dient te worden opgevat dan de raadsman heeft betoogd. Die verklaring ziet immers niet alleen op de bron waaruit het geld afkomstig is, maar ook op de wijze waarop het geld uiteindelijk op de plaats is gekomen waar het bij de verdachte werd aangetroffen. Het hof kan de raadsman wel volgen in zijn stelling dat de verdachte min of meer consistent heeft verklaard dat het geld van zijn vader afkomstig is, hoewel ook op die verklaring in de loop der tijd nogal wat amenderingen zijn gekomen. Over de manier waarop het geld vervolgens in Nederland is terechtgekomen, heeft de verdachte echter allerminst consistent, en op het punt van de logica van zijn reisbewegingen – zoals die naar voren komen uit de stempels in zijn paspoort – in de loop van de tijd steeds ondoorgrondelijker verklaard.
Voorts stelt het hof vast dat de verklaring van de verdachte eerder schimmiger dan duidelijker is geworden nadat de getuigen zijn gehoord, nu die verklaringen elkaar en de verklaring van de verdachte maar ten dele ondersteunen en op punten juist tegenspreken. Het hof acht, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, de wisselende verklaringen die de verdachte heeft afgelegd omtrent de herkomst van het geld niet ondubbelzinnig duidelijk en kennelijk bedoeld om de waarheid te verhullen. Deze verklaringen leveren, gegeven de geconstateerde discrepanties, in elk geval geen eenduidig alternatief scenario op waarnaar het openbaar ministerie onderzoek moest of kon doen.
Het hof is van oordeel dat – gelet op het voorgaande – het niet anders kan zijn dan dat het geld – middellijk of onmiddellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en dat de verdachte daarvan op de hoogte was. Het verweer wordt verworpen.

Strafmaatverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en met de omstandigheid dat hij nog niet eerder met justitie in Nederland en in Albanië in aanraking is geweest.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de door de raadsman genoemde aspecten, maar ziet daarin geen reden om af te wijken van de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal opnieuw gevorderde straf. Een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf is naar het oordeel van het hof passend en geboden voor het witwassen van een dergelijk groot bedrag, ook voor deze jeugdige verdachte die nog niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.H. de Graaf, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2014.
[...]