ECLI:NL:GHAMS:2014:5475

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
23-002345-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging van ex-man

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, was aangeklaagd voor belaging van zijn ex-man. De tenlastelegging omvatte het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door onder andere beledigende en bedreigende telefoontjes en het zonder redelijk doel verblijven bij de woning van het slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 december 2014 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er geen sprake was van stelselmatig bellen en dat de bewijsvoering onvoldoende was voor de beschuldigingen. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de belaging. Het hof achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 19 maart 2014 wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar het hof legde hem een taakstraf op van 80 uren en 40 dagen hechtenis op. Het hof overwoog dat de gedragingen van de verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer vormden en dat het slachtoffer deze als bedreigend en beangstigend had ervaren. De op te leggen straf was lager dan de eis van de advocaat-generaal, omdat de verdachte van een aanzienlijk deel van de ten laste gelegde periode werd vrijgesproken. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-002345-14
datum uitspraak: 19 december 2014
TEGENSPRAAK (Gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 juni 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-706306-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 december 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 19 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte toen en daar met voormeld opzet - die [slachtoffer] (vrijwel) dagelijks, althans een groot aantal malen (tot enkele malen dagelijks) op diens privé- en/of werktelefoonaansluiting gebeld en/of (vervolgens) de voicemail ingesproken met beledigende en/of intimiderende en/of bedreigende mededelingen en/of - een of meermalen zonder redelijk doel verbleven bij de woning van die [slachtoffer] en/of - (daarbij) geklepperd aan de brievenbus van die woning en/of - zich de toegang verschaft tot en/of wachtwoorden veranderd van een of meer internetaccounts (onder meer mail en/of creditcard(s)) ten name van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu er geen sprake was van stelselmatig bellen naar het slachtoffer.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het verweer mist feitelijke grondslag, gelet op het veelvuldig telefonisch contact zoeken van de verdachte met het slachtoffer. Het verweer wordt verworpen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat voor het onderdeel van de tenlastelegging waarin staat dat de verdachte zich de toegang heeft verschaft tot internetaccounts en wachtwoorden heeft veranderd, de enkele verklaring van de verdachte hieromtrent onvoldoende is om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen dat de verdachte dat deel van het ten laste gelegde heeft begaan.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt. Nog daargelaten het feit dat niet elk onderdeel van de tenlastelegging op zichzelf door meer dan één bewijsmiddel dient te worden gedekt, blijkt uit de aangifte van [slachtoffer] dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de aangever naar het concert van [BN'er] ging, en dat hij dit alleen kon weten door zich toegang tot de e-mailbox van aangever te hebben verschaft. De verdachte heeft bevestigd dat hij bij genoemd concert aanwezig is geweest. Daarnaast heeft hij bij de politie verklaard dat hij voor de e-mail zelf een nieuw wachtwoord heeft aangevraagd via UPC.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde ‘meermalen’ zonder redelijk doel verblijven bij de woning van het slachtoffer, nu het dossier slechts steun biedt voor de vaststelling dat de verdachte eenmaal in de tuin van het slachtoffer stond.
Voorts spreekt het hof de verdachte vrij van het ten laste gelegde klepperen met de brievenbus, nu dit feit buiten de tenlastegelegde periode is gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 19 maart 2014 te Amsterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte toen en daar met voormeld opzet die [slachtoffer] een groot aantal malen tot enkele malen dagelijks op diens privé- en werktelefoonaansluiting gebeld en de voicemail ingesproken met beledigende en intimiderende en bedreigende mededelingen en zonder redelijk doel verbleven bij de woning van die [slachtoffer] en zich de toegang verschaft tot en wachtwoorden veranderd van internetaccounts onder meer mail en creditcard) ten name van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft op kwalijke wijze en gedurende enkele maanden een welbewuste en ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-man. Het geheel van gedragingen van verdachte is intimiderend geweest en heeft voor het slachtoffer een onvoorspelbaar karakter gehad. Het slachtoffer heeft het handelen van de verdachte dan ook begrijpelijkerwijs als bedreigend en beangstigend ervaren.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 november 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof ziet, anders dan de advocaat-generaal, geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, nu er geen redenen zijn om aan te nemen dat de verdachte het slachtoffer nog heeft lastiggevallen na de bewezen verklaarde periode. De op te leggen straf valt lager uit dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, nu de verdachte van een aanzienlijk deel van de ten laste gelegde periode zal worden vrijgesproken.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.H. de Graaf, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2014.
[...]