In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen een notaris. Klager, die als enig en zelfstandig bestuurder van [B.V.1] betrokken was bij een executieveiling op 11 oktober 2011, heeft de notaris beschuldigd van klachtwaardig handelen tijdens en na deze veiling. De kamer voor het notariaat in Den Haag had eerder de klacht op een onderdeel gegrond verklaard, maar zonder oplegging van een maatregel, en de overige onderdelen ongegrond verklaard. Klager heeft in hoger beroep de gronden van zijn beroep aangevoerd, waarna de notaris een verweerschrift indiende.
Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld en is van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht met betrekking tot een specifiek klachtonderdeel, maar dat hij wel ontvankelijk is in de overige onderdelen van zijn klacht. Het hof heeft de klacht van klager beoordeeld en geconcludeerd dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt voor zijn handelen tijdens de executieveiling. De notaris heeft gehandeld conform de Algemene veilingvoorwaarden en er is geen bewijs dat hij informatie aan een journalist heeft verstrekt die niet al bekend was. Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.