ECLI:NL:GHAMS:2014:5452

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
200.138.863-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betrokkenheid bij fraude met bankrekening en onverschuldigde betaling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van een appellante tegen de naamloze vennootschap ING Bank N.V. De zaak is een vervolg op een tussenarrest van 10 juni 2014, waarin het hof de appellante had toegelaten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot haar betrokkenheid bij een fraude met haar bankrekening en bankpas. De appellante had ook een vordering ingesteld op grond van onverschuldigde betaling, waarbij zij stelde dat hetgeen zij aan ING had betaald, onterecht was.

Tijdens de procedure heeft de appellante echter geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om tegenbewijs te leveren. ING heeft een akte genomen en het hof heeft vervolgens om arrest gevraagd. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellante toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis met ING en dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens ING. Dit is gebaseerd op de voorshands bewezen geachte betrokkenheid van de appellante bij de fraude, die zij zelf betwistte.

Met betrekking tot de vordering van de appellante uit hoofde van onverschuldigde betaling, heeft het hof geoordeeld dat er geen bewijs is geleverd voor haar stellingen. De grieven van de appellante zijn dan ook afgewezen. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellante in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op € 683,- aan verschotten en € 948,- voor salaris advocaat. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.138.863/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 1403355 CV EXPL 12-40011
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 december 2014
inzake
[APPELLANTE],
wonend te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. B. Wernik te Haarlem,
tegen:
de naamloze vennootschap ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Partijen worden ook hierna [appellant] en ING genoemd.
1.2
Het hof heeft in deze zaak op 10 juni 2014 een tussenarrest gewezen. Daarin heeft het hof, met betrekking tot de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht, [appellant] toegelaten tot het tegenbewijs van de door het hof voorshands bewezen geachte stelling dat zij bij de litigieuze fraude met haar bankrekening en bankpas betrokken is, en, met betrekking tot de vordering van [appellant] uit hoofde van onverschuldigde betaling, [appellant] toegelaten tot het bewijs van haar stellingen dat hetgeen zij aan ING heeft betaald, onverschuldigd is betaald.
1.3
[appellant] heeft van de geboden gelegenheid tot het leveren van voornoemd tegenbewijs, respectievelijk tot het leveren van voornoemd bewijs, geen gebruik gemaakt.
1.4
ING heeft nog een akte genomen.
1.5
Ten slotte is wederom om arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Zoals het hof in zijn tussenarrest heeft overwogen, betreft dit hoger beroep de vraag of [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis tussen haar en ING, of [appellant] ongerechtvaardigd ten koste van ING is verrijkt, of ING onverschuldigd aan [appellant] heeft betaald, dan wel of [appellant] onrechtmatig jegens ING heeft gehandeld. Deze stellingen zijn steeds gebaseerd op de betrokkenheid van [appellant] bij de fraude met haar rekening en bankpas, welke betrokkenheid door [appellant] wordt betwist maar door het hof in het tussenarrest voorshands bewezen is geacht.
2.2
Bij gebreke van aan de zijde van [appellant] geleverd tegenbewijs acht het hof thans komen vast te staan dat [appellant] bij de litigieuze fraude met haar bankrekening en bankpas betrokken is geweest en daarmee dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis tussen haar en ING alsmede dat zij onrechtmatig jegens ING heeft gehandeld.
2.3
Met betrekking tot de vordering van [appellant] uit hoofde van onverschuldigde betaling, acht het hof, bij gebreke van geleverd bewijs, niet bewezen haar stellingen dat hetgeen zij aan ING heeft betaald, onverschuldigd is betaald.
2.4
Hierop stranden de grieven van [appellant]. De kantonrechter heeft haar vorderingen terecht afgewezen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en [appellant] veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
verwijst [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van ING gevallen, op € 683,- aan verschotten en € 948,- voor salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Visser, D.J. Oranje en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 december 2014.