ECLI:NL:GHAMS:2014:5427
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- M.F.G.H. Beckers
- J.W. van Zaane
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake echtscheiding en toepasselijk recht op huwelijksvermogensregime
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de echtscheiding is uitgesproken en het toepasselijke recht op het huwelijksvermogensregime is vastgesteld. De vrouw is op 20 juni 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 14 mei 2014. De zaak is op 4 augustus 2014 ter terechtzitting behandeld, waarbij beide advocaten aanwezig waren. De partijen, de vrouw en de man, zijn in 1994 in Portugal gehuwd. De man heeft op 4 mei 2012 in Portugal een verzoek tot echtscheiding ingediend, terwijl de vrouw op 5 juli 2012 een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank Amsterdam heeft ingediend. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking van 25 september 2013 bepaald dat de behandeling van het verzoek van de vrouw pro forma wordt voortgezet.
In de bestreden beschikking is onder andere bepaald dat de behandeling van het verzoek omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap pro forma wordt voortgezet. De vrouw verzoekt in hoger beroep om de vernietiging van de bestreden beschikking, met de stelling dat het toepasselijke recht op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap Nederlands recht zou moeten zijn, of in ieder geval dat het Portugese recht van toepassing is vanaf de datum van het huwelijk.
Het hof heeft overwogen dat de bestreden beschikking, voor zover in hoger beroep aan de orde, niet kan worden gekwalificeerd als eindbeschikking, maar als tussenbeschikking. Dit betekent dat de vrouw niet-ontvankelijk kan worden verklaard in haar hoger beroep, omdat de bindende eindbeslissing omtrent het toepasselijke recht op het huwelijksvermogensregime niet voor hoger beroep vatbaar is. Het hof heeft uiteindelijk beslist dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.