Uitspraak
mr. L.C.J. Sprengers, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. M.B. de Witte-van den Haak, kantoorhoudende te Den Haag.
1.Het verloop van het geding
2.De vaststaande feiten
Vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid en inzetbaarheid is het niet langer wenselijk dat inspecteurs hun brevetten geldig houden bij een Nederlandse ondertoezichtstaande. Het onderhouden van de vliegvaardigheid via gastvliegerschap is bovendien zeer arbeidsintensief, tussen de 400 en 500 uren in diensttijd per jaar. Dit beperkt de mogelijkheid voor inzetbaarheid voor inspectietaken m.i. onevenredig. Het is daarnaast mogelijk, en in andere CAA-landen[Civil Aviation Authority, toev. Ondernemingskamer]
reeds gebruikelijk, om op andere wijze (via simulatortraining) de vliegvaardigheid te onderhouden.”
- de brieven van 20 september 2012 worden ingetrokken en vanaf 1 januari 2013 faciliteert ILT het gastvliegerschap opnieuw;
- partijen zullen gezamenlijk een onderzoeksopdracht aan Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (hierna: NLR) formuleren, gericht op de vraag “op welke wijze het brevet geldig kan blijven zodat de uitvoering van de functie van inspecteur vlieger voldoet aan de eisen die door de ICAO [International Civil Aviation Organisation, Ondernemingskamer] worden gesteld”;
- ILT zal de rapportage van NLR meewegen in een adviesaanvraag aan de ondernemingsraad die alleen betrekking zal hebben “op het behouden en verkrijgen van het voor de huidige taken van inspecteurs-vlieger benodigde brevet en de mate waarin het gastvliegerschap noodzakelijk is om dit brevet current te houden”.
- Indien het voorgenomen definitieve besluit afwijkt van het advies van de ondernemingsraad zullen partijen hun geschil aan mediation onderwerpen, voordat de Inspecteur-Generaal een definitief besluit neemt.
Samenvatting
Er wordt voldaan aan de internationale wet- en regelgeving,
Competenties om toezicht te kunnen houden dienen op peil te blijven,
De inspecteurs worden nog steeds gerespecteerd en geaccepteerd door de onder toezicht staanden.
Aanstellen gepensioneerde, ervaren vlieger-instructeur (bij start aanstelling nog actieve ATPL[Airline Transport Pilot License, toev. Ondernemingskamer]
/type/instructeurs/examinatorbevoegdheden). Aanbevolen wordt deze aan te stellen voor 3 jaar en verlengingsopties op termijn nader te onderzoeken, kort opleiden tot inspecteur. Vlieguren bij airline en onderhoud bevoegdheden zijn dan niet nodig.
Bij ervaren vliegers/instructeurs als inspecteur-vlieger: Aanbevolen wordt deze aan te stellen voor 5 tot 7 jaar, (verlengingsopties op termijn nader onderzoeken). Brevet/type rating current houden zonder vlieguren bij luchtvaartmaatschappij te maken. Dit kan volgens de minimum wettelijke eisen. Aanbevolen aanvullende maatregelen:
ZFTT refresher training zoals gebruikelijk bij verlopen brevet/training om de proficiency check gemakkelijker haalbaar te houden,
bijhouden boekwerken, memo’s luchtvaartmaatschappijen,
volgen LOFT[Line Oriented Flight Training, toev. Ondernemingskamer]
(inclusief vluchtvoorbereiding),
regelmatig meevliegen als observator (bv 12 keer per jaar, dag/nacht, winter/zomer),
regelmatig overleg met een ‘buddy’ vlieger bij een luchtvaartmaatschappij om trends door te spreken;
Bij ervaren vliegers/instructeurs als inspecteur-vlieger: Bevoegdheden current houden met beperkte vlieguren bij luchtvaartmaatschappij. Belangrijke competenties met betrekking tot route competence en operationeel inzicht zijn hiermee – marginaal – te onderhouden. Dit kan, naar voorlopige schatting, bij 12 short hauls per jaar (ong. 48 vlieguren).
Voor vliegers met beperkte ervaring bij luchtvaartmaatschappijen (bijvoorbeeld ex- militaire vliegers): aanbevolen wordt de huidige regeling van 200 vlieguren te handhaven.
Voor inspecteur-vliegers die belast zijn met de certificering van simulatoren: huidige regeling handhaven (uitbesteden).
Voor inspecteur-vliegers die belast worden met het beoordelen van alternatieve trainingsprogramma’s of operaties: aanbevolen wordt de huidige regeling van 200 vlieguren te handhaven of de recente operationele ervaring is korter dan 3 jaar.
Kanttekening bij dit scenario is dat een inspecteur vlieger met alleen ZFTT onderhoud vliegvaardigheid na verloop van jaren geen echte vliegcompetenties
meer zal hebben. De individuele vaardigheden zoals getest in de proficiency checks zijn op peil, maar door beperkingen aan operationele context, interacties met cabin crew, OCC, afhandelingspersoneel en verkeersleiding kan worden verwacht dat de integrale vliegcompetentie zal afnemen. Vanuit veiligheidsperspectief is dit niet van belang in dit scenario omdat de inspecteur niet langer operationeel actief is. De inspecteur-vlieger blijft wel current met onder andere het vliegtuig type en procedures door de FFS[Full Flight Simulator, toev. Ondernemingskamer]
sessies en informeel ook door de inspectievluchten.
achtergrond, cabin crew, handige afspraken maken met verkeersleiding en OCC[Operations Control Centre, toev. Ondernemingskamer]
etc.
het voornemen om de vliegvaardigheid van de inspecteur-vliegers op een andere, efficiëntere en effectievere wijze te behouden. Te weten als volgt:
De OR komt op grond van alle gegevens tot de conclusie dat het niet in het belang van de organisatie en het toezicht op de luchtvaartmaatschappijen is dat de huidige wijze van het onderhouden van de kennis en ervaring van de inspecteurs-vlieger, te weten door middel van het gastvliegerschap, wordt gewijzigd c.q. afgeschaft.
2.1 NLR-rapport
blijkt dat de Europese luchtvaartautoriteiten nauwelijks verschillend denken over de wijze waarop de kennis en ervaring van de inspecteurs moet worden onderhouden. De OR blijft er daarom voorstander van, om aan te sluiten bij de werkwijze zoals deze wordt gehanteerd in Frankrijk, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk mede met het oog op mogelijke toekomstige Europese samenwerking met deze landen. (…)
Uw stelling dat ik onvoldoende zou hebben aangetoond dat de praktijk van het gastvliegerschap het imago van de organisaties schaadt (…), gaat voorbij aan het kernpunt waar het bij de integriteit van de ILT organisatie om gaat. Niet de vraag of ILT schade lijdt is bepalend, maar de uit het oogpunt van de integriteit van de organisatie ongewenstheid van betrekkingen van inspecteurs met voor het gastvliegen ondertoezichtstaanden, geheel los van de toezichttaak. De ILT zal op basis van zelfreflectie kritischer naar eigen doen en laten moeten kijken voor het behoud van de onafhankelijke positie als toezichthouder in een, naar toezichthouders, veel kritischere samenleving. Deze reflectie ziet ook op het imago en het vermijden van de schijn van belangenverstrengeling. (…)
redelijkerwijs niet voor alle routes en alle typen worden verwacht (blz. 10). (…) Naast inhoudelijke kennis en ervaring op het vakgebied, wordt de sterke positie als luchtvaartautoriteiten in nationaal en internationaal verband vooral ook bepaald door de wijze waarop zij zich opstelt als een professionele en integere (onafhankelijke) toezichthouder, die internationale verplichtingen nakomt en er niet voor schroomt om maatregelen op te leggen en interventies te nemen indien regels niet worden nageleefd. (…) Er is geen sprake van een aantasting van de autoriteit van ILT als een praktijk wordt gevolgd die ook in de Verenigde Staten gebruikelijk is.
3.De gronden van de beslissing
De beweegredenen van het besluit zijn onvoldoende onderbouwd
buitenbeenposite” gaan innemen nu alle andere relevante landen een gastvliegerschap kennen, zoals dat door de ondernemingsraad wordt voorgestaan.
schijn vanbelangenverstrengeling en dat het uit dat oogpunt voor de hand ligt dat ILT daarbij luchtvaartmaatschappijen die tot hetzelfde concern behoren (zoals KLM Cityhopper ten opzichte van haar 100% moedermaatschappij KLM) niet beschouwt als van elkaar onafhankelijke entiteiten, maar als één luchtvaartmaatschappij.
5.3.1 (...) To adequately perform their duties, it is important that the CAA inspectorate staff have the qualifications, operational or technical work experience, and training compatible with the operations that they are required to certificate or inspect and that their qualifications compare favourably with those of operator personnel they will encounter in their inspections. (...)
“insofar as possible” hun training ontvangen (“
should receive recurrent flight training”) door besturen van vliegtuigen aangevuld met simulatortraining (6.3.2.3). Gegeven de omstandigheid dat bij de huidige praktijk feitelijk niet te vermijden is dat inspecteurs-vlieger luchtvaartmaatschappijen inspecteren waar zij tevens gastvlieger zijn, kan niet gezegd worden dat het besluit onverenigbaar is met de ICAO-richtlijnen. Die conclusie strookt ook met het NLR-rapport.
jumpseat) “automatisch” zorgt voor het behoud van de routecompetentie en ervaring met de dagelijkse praktijk.
full timebetrekking als pilo0t, zoals de ondernemingsraad heeft opgemerkt. Per saldo kan niet gezegd worden dat de huidige inspecteurs-vlieger, met inachtneming van hun ervaring opgedaan tijdens hun dienstverband bij ILT, niet kunnen worden aangemerkt als “ervaren vliegers/instructeurs” als bedoeld in scenario 2 van het NLR-rapport. De Ondernemingskamer betrekt daarbij dat, zoals hierboven al aan de orde kwam, ILT de mate waarin competenties van inspecteurs-vlieger kunnen worden onderhouden in moderne simulatoren positiever waardeert en kan waarderen dan de opsteller van het NLR-rapport. Aan dit alles doet niet af dat, zoals ILT desgevraagd ter zitting heeft bevestigd, het besluit consequenties heeft voor de kwalificaties waaraan toekomstige inspecteurs-vlieger bij indiensttreding moeten voldoen.
benchmark, die overigens slechts betrekking heeft op een gering aantal Europese landen, een aanzienlijke variatie ook binnen Europa zowel met betrekking tot de eisen die worden gesteld aan de ervaring van een inspecteur-vlieger bij indiensttreding als ten aanzien van het geldig houden van brevetten en bevoegdheden. In het licht daarvan had het op de weg van de ondernemingsraad gelegen om duidelijk te maken waarom het besluit zou leiden tot problemen ten aanzien van de samenwerking binnen Europa. De bezwaren van de ondernemingsraad op dit punt zijn echter onvoldoende concreet, zodat niet gezegd kan worden dat het door beide partijen onderschreven belang van Europese samenwerking redelijkerwijs in de weg had moeten staan aan het besluit.