ECLI:NL:GHAMS:2014:5396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
200.148.575/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen huurder en verhuurder met betrekking tot ontbinding en ontruiming

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning aan EKA Vastgoed heeft toegewezen. [appellant] huurt een woning van EKA Vastgoed en heeft een huurachterstand laten ontstaan na zijn faillissement. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand meer dan drie maanden besloeg, wat een tekortkoming van [appellant] vormde. In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat zijn financiële situatie is verbeterd en dat er een belangenafweging in zijn voordeel moet plaatsvinden. EKA Vastgoed heeft echter bewijs van de huurachterstand overgelegd, waaruit blijkt dat deze is opgelopen tot € 6.870,-. Het hof heeft overwogen dat de financiële situatie van [appellant] niet is hersteld en dat de belangen van EKA Vastgoed zwaarder wegen dan de persoonlijke omstandigheden van [appellant]. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, met inachtneming van een ontruimingstermijn die niet eerder kan aflopen dan op 27 januari 2015. [appellant] is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.148.575/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 2528109\CV EXPL 13-2257
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 december 2014 (bij vervroeging)
inzake
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J.H. Prins te Den Helder,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EKA VASTGOED I BV,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.P. van Dijk te ’s-Gravenhage.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en EKA Vastgoed genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 25 april 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, sectie kanton, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 2 april 2014, gewezen tussen EKA Vastgoed als eiseres en [appellant] als gedaagde. [appellant] heeft overeenkomstig de dagvaarding van grieven gediend en producties overgelegd. Daarna heeft EKA Vastgoed een memorie van antwoord met een productie genomen.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 1 december 2014 doen bepleiten door hun hiervoor genoemde advocaten. EKA Vastgoed heeft bij die gelegenheid nog een productie overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en (primair) de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen, ontruiming van het gehuurde en betaling van (achterstallige) huurpenningen en bijkomende kosten alsnog zal afwijzen, dan wel (subsidiair) de vordering tot ontbinding en ontruiming slechts zal toewijzen op de voorwaarde dat [appellant] niet aan de door hem toegezegde betalingsregeling dan wel de door het hof te bepalen voorwaarden zal voldoen, een en ander met beslissing over de proceskosten.
EKA Vastgoed heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
EKA Vastgoed heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. De feiten komen neer op het volgende.
2.1.
[appellant] huurt van EKA Vastgoed de woning aan de[adres]
tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 606,45.
2.2.
Na bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 april 2013 in staat van
faillissement te zijn verklaard, heeft [appellant] een huurachterstand laten ontstaan. Op 17 december 2013 is dat faillissement opgeheven wegens gebrek aan baten.

3.Beoordeling

3.1.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter overwogen dat de huurachterstand
ten tijde van de inleidende dagvaarding meer dan drie maanden besloeg. Hij heeft op die grond, kennelijk van oordeel dat deze huurachterstand een tekortkoming van [appellant] was, de vorderingen tot ontbinding en ontruiming toegewezen, waarbij hij de termijn van ontruiming heeft bepaald op een periode van veertien dagen. Daarnaast heeft hij [appellant] veroordeeld tot betaling aan EKA Vastgoed van € 2.743,46 aan achterstallige huurpenningen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot betaling van de huurprijs voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [appellant] het gehuurde in gebruik houdt. Tevens heeft de kantonrechter de gevorderde buitengerechtelijke kosten toegewezen en [appellant] verwezen in de kosten van het geding, een en ander uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn (drie) grieven op.
3.2.
Met
grief 2betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte de hoogte van de
huurachterstand tot uitgangspunt heeft genomen en heeft geoordeeld dat deze zonder meer toewijzing rechtvaardigt van de vorderingen tot ontbinding en ontruiming. [appellant] is van mening dat zijn betaalcapaciteit en betaalgedrag zijn hersteld en dat (derhalve) een belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen.
3.3.
EKA Vastgoed heeft bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep een specificatie van de huurachterstand van [appellant] per 1 november 2014 in het geding gebracht, waarin een huurachterstand is vermeld van in totaal € 6.870,-. De advocaat van [appellant] heeft hierop (de hoogte van) deze huurachterstand erkend. De omstandigheid dat [appellant] op 26 maart 2014 een extra bedrag van € 578,51 aan EKA Vastgoed heeft betaald waardoor de bestaande huurachterstand (naar is gebleken: tijdelijk) enigszins was ingelopen, doet aan het voorgaande niet af. Dit betekent dat [appellant] is tekortgeschoten in de naleving van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou zijn af te leiden dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst, met haar gevolgen, niet zou rechtvaardigen. In dit verband overweegt het hof nog het volgende. Anders dan [appellant] stelt, is zijn financiële situatie (kennelijk) niet verbeterd of hersteld. Dit geldt temeer gelet op de mededeling van zijn advocaat ter zitting in hoger beroep dat [appellant] niet meer werkzaam is als offshore medewerker en (dus) niet meer beschikt over een vast inkomen. Evenmin is gebleken dat het inkomen van de vrouw van [appellant] toereikend is om de huurprijs te voldoen. Hoezeer het hof wil aannemen dat een ontruiming van de woning nadelige gevolgen zal hebben voor de kinderen van [appellant] en voor (de werkzaamheden van) zijn vrouw, die omstandigheden wegen in het licht van het hiervoor overwogene niet op tegen het belang van EKA Vastgoed bij de gevorderde ontbinding en ontruiming. Dit betekent dat de kantonrechter deze vorderingen terecht heeft toegewezen. Grief 2 faalt.
3.3.
Bij deze stand van zaken heeft [appellant] geen belang bij bespreking van
zijn overige grieven, inhoudende dat [appellant] (tijdelijk) in betalingsonmacht verkeerde omdat hij tijdens zijn faillissement het beheer en de beschikking over zijn vermogen had verloren en bij gebrek aan toestemming van de curator om Nederland te verlaten niet eerder dan in februari 2014 een baan als offshore medewerker kon aanvaarden (grief 1) en dat de kantonrechter ten onrechte geen zogenoemde terme de grâce heeft verleend op grond van artikel 7:280 BW (grief 3).
3.4.
De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden
bekrachtigd, met inachtneming van het volgende. Dit arrest wordt bij vervroeging uitgesproken. Het hof zal bepalen dat de ontruimingstermijn (van veertien dagen na betekening) niet eerder kan aflopen dan na veertien dagen na de ter zitting aangezegde uitspraakdatum van 13 januari 2015, derhalve 27 januari 2015.
3.5.
[appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van
het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, met dien verstande dat de daarbij bepaalde ontruimingstermijn niet eerder kan aflopen dan op 27 januari 2015;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van EKA Vastgoed begroot op € 704,- aan verschotten en € 2.682,- voor salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en E.J.H. Schrage en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.