ECLI:NL:GHAMS:2014:5377

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
23-004272-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van strafvervolging in hoger beroep tegen de verdachte voor overtreding van de Wet personenvervoer 2000

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 december 2009 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, was in eerste instantie bij verstek veroordeeld voor het besturen van een auto zonder geldige chauffeurspas, een overtreding van de Wet personenvervoer 2000. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, alsook van de verdediging door de raadsvrouw, mr. J.A. van Duijl.

De tenlastelegging betrof een incident op 7 november 2008, waarbij de verdachte de [slachtoffer] had belast met het besturen van een taxi zonder de vereiste chauffeurspas. Het hof heeft vastgesteld dat er taal- en schrijffouten in de tenlastelegging stonden, maar deze verbeterd gelezen zonder de verdediging van de verdachte te schaden. Het hof oordeelde dat het vonnis van de politierechter niet in stand kon blijven, omdat de verjaringstermijn voor de overtreding was overschreden.

Volgens artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht bedraagt de verjaringstermijn voor een overtreding drie jaren. Aangezien er meer dan drie jaren waren verstreken sinds de eerste poging tot betekening van het vonnis, heeft het hof geoordeeld dat het feit was verjaard. Het openbaar ministerie werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij mr. R.A.F. Gerding niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-004272-13
datum uitspraak: 24 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-488177-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw mr. J.A. van Duijl, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 7 november 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft belast met het besturen van een auto, waarmee taxivervoer werd verricht, over een of meer voor het openbaar verkeer/vervoer openstaande weg(en), zulks terwijl die [slachtoffer] niet in het bezit was van een geldige, behoorlijk leesbare, door Onze Minister aan genoemde [slachtoffer] verstrekte chauffeurspas, volgens het bij ministeriële regeling vast te stellen model.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

Op 14 december 2009 heeft de politierechter de verdachte bij verstek veroordeeld wegens overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 104, onder c, van de Wet personenvervoer 2000. Er is getracht het vonnis aan de verdachte te betekenen op 21 januari 2010. Eerst op 19 september 2014 is de verdachte gedagvaard in hoger beroep. Gelet op artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht bedraagt de verjaringstermijn voor een overtreding drie jaren. Nu na de eerste poging tot betekening van het vonnis meer dan drie jaren zijn verstreken alvorens een daad van vervolging heeft plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat het feit is verjaard en dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.H. van Benthem, mr. F.W.J. den Ottolander en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2014.
Mr. R.A.F. Gerding is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
.