In deze zaak heeft klager, een erfgenaam van de overleden erflaatster, een klacht ingediend tegen de notaris die was aangesteld als boedelnotaris. Klager verwijt de notaris dat hij zijn taken niet goed heeft uitgevoerd en dat hij onterecht kosten heeft gedeclareerd. De klacht is ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die de klacht op drie onderdelen ongegrond had verklaard en klager voor het overige niet-ontvankelijk had verklaard. Het hof heeft de zaak behandeld op 16 oktober 2014, waarbij zowel klager als de notaris met hun gemachtigden aanwezig waren.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beslissing van de kamer, waartegen geen bezwaar is gemaakt. Klager heeft de notaris beschuldigd van verschillende tekortkomingen, waaronder het opnemen van facturen van een advocatenkantoor in de eindafrekening en het niet tijdig reageren op verzoeken om informatie. Het hof heeft de klacht op vier onderdelen (deels) ongegrond verklaard en klager voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Het hof oordeelt dat de notaris in zijn rol als boedelnotaris correct heeft gehandeld en dat de klachten van klager niet voldoende onderbouwd zijn.
De beslissing van het hof is dat de eerdere beslissing van de kamer wordt vernietigd, maar dat klager in zijn nieuw geformuleerde klachten niet-ontvankelijk wordt verklaard. De klachtonderdelen die betrekking hebben op de facturen van het advocatenkantoor, de communicatie met klager en de declaraties van de notaris zijn ongegrond verklaard. Het hof heeft de zaak in zijn geheel beoordeeld en komt tot de conclusie dat de notaris niet in strijd heeft gehandeld met de geldende beroepsregels.