Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
grief 1slaagt.
grief 2slaagt.
grief 3en
grief 4falen.
grief 5evenmin kan slagen.
grief 6slaagt.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van de besloten vennootschap Casander tegen een geïntimeerde, naar aanleiding van een brand in de woning van de geïntimeerde. Casander, die als aannemer was ingeschakeld door de brandverzekeraar van de geïntimeerde, vorderde betaling voor meerwerk dat zij had verricht na de brand. De zaak begon met een dagvaarding op 19 februari 2013, waarin Casander in hoger beroep ging tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2012, waarin haar vorderingen slechts gedeeltelijk waren toegewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in eerste aanleg een aantal feiten had vastgesteld die niet in geschil waren. De vorderingen van Casander betroffen onder andere de betaling van € 6.178,= aan hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter had echter geoordeeld dat Casander slechts een deel van de vorderingen toewijsbaar was, wat leidde tot het hoger beroep.
In het arrest heeft het hof de grieven van Casander beoordeeld. Het hof oordeelde dat de vordering met betrekking tot de dakpannen toewijsbaar was tot een bedrag van € 2.680,43, en dat de vordering voor de verplaatsing van het badmeubel tot € 500,= ook toewijsbaar was. De overige vorderingen van Casander werden echter afgewezen, omdat het hof oordeelde dat Casander niet voldoende had aangetoond dat de werkzaamheden in opdracht van de geïntimeerde waren verricht. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en Casander een bedrag van € 1.744,30 toegewezen, met wettelijke rente, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.