In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 maart 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1968, werd beschuldigd van mishandeling van een persoon, te weten [slachtoffer], op of omstreeks 30 augustus 2011 te Muiden. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk vastpakken van de linkerarm van het slachtoffer, het naar buiten draaien van die arm, en het duwen tegen de borst van het slachtoffer, wat leidde tot letsel en pijn. Het hof heeft het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, overtuigend geacht, ondanks de ontkenning van de verdachte. De verklaringen van de aangever en getuigen werden als geloofwaardig beschouwd, terwijl de verklaring van de verdachte niet in overeenstemming was met de feiten zoals vastgesteld door de verbalisanten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De straf die door de politierechter was opgelegd, bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een geldboete van 300 euro. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een hogere geldboete van 340 euro geëist. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden in overweging genomen en heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van 300 euro en 6 dagen hechtenis, met inachtneming van de eerdere veroordelingen van de verdachte.