Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord;
- akte na memorie van antwoord;
- antwoordakte.
2.De feiten
als gevolg van de overname door Prorest van de cateringactiviteiten van het bedrijfsrestaurant van de locatie PPG Amsterdam”, overweegt het hof dat het - anders dan de kantonrechter - er niet als vaststaand van zal uitgaan dat in casu sprake is geweest van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 7:663 BW.
3.Beoordeling
akkoord te gaan”. Prorest is de afbouwregeling gaan uitvoeren.
“als gevolg van wijzigingen in het met de opdrachtgever overeengekomen budget”(zie memorie van grieven, p.7, midden; zie ook die memorie, p.6, 1e alinea). In dat beroep kan Prorest echter niet worden gevolgd, reeds niet omdat [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij tijdens zijn dienstverband met Prorest nooit bij de bewuste opdrachtgever (PPG) te werk is gesteld en per augustus 2011 definitief is geplaatst bij Endemol in Amsterdam Zuidoost (zie memorie van antwoord onder 10 en 11) en Prorest een en ander niet (gemotiveerd) heeft betwist. Het hof gaat daarom van de juistheid van genoemde stellingen uit. Zonder nadere toelichting - die ontbreekt - valt niet in te zien dat [geïntimeerde] aldus nog drukt op het tussen Prorest en PPG overeengekomen budget. Daar komt nog bij dat, ook al zou dit anders liggen, Prorest enkel artikel 11 lid 3 CAO mag toepassen met inachtneming van artikel 7:613 BW. Een zwaarwichtig belang als in die bepaling bedoeld heeft Prorest niet aangevoerd en is het hof overigens ook niet gebleken.