ECLI:NL:GHAMS:2014:5211
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- M.F.G.H. Beckers
- J.W. van Zaane
- Rechtspraak.nl
Verhuizing naar Canada en hoofdverblijfplaats van kinderen in echtscheidingszaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw is vastgesteld en toestemming is verleend voor verhuizing naar Canada. De man, die in hoger beroep is gekomen, betoogt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft omdat de kinderen in Canada wonen. Het hof overweegt dat de Nederlandse rechter bevoegd is, aangezien de kinderen ten tijde van de procedure hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De vrouw heeft op 1 mei 2014 een procedure in Canada aangespannen voor eenhoofdig gezag over de kinderen, maar het hof besluit de behandeling van het verzoek van de man aan te houden totdat de Canadese rechter hierover heeft beslist.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 2011 gehuwd en hebben twee kinderen. Hun huwelijk is op 11 juli 2014 ontbonden. De kinderen verblijven sinds eind februari 2014 met de vrouw in Canada. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen met onmiddellijke ingang aan de man zouden worden toevertrouwd, maar de vrouw heeft hen naar Canada meegenomen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw is vastgesteld en toestemming is verleend voor de verhuizing naar Canada. Het hof oordeelt dat de belangen van de vrouw en de kinderen bij een verblijf in Canada zwaarder wegen dan het belang van de man om betrokken te zijn bij de opvoeding van de kinderen in Nederland. De man heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij niet in staat zou zijn om de kinderen in Canada te bezoeken. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van het verzoek omtrent het eenhoofdig gezag wordt aangehouden tot de Canadese rechter daarover een beslissing heeft genomen.