Uitspraak
mr. J.L. Aartste Utrecht,
STICHTING GERRIT RIETVELD ACADEMIE, HOGESCHOOL VOOR BEELDENDE KUNST EN VORMGEVING,
mr. R.J. Wieboschte Haarlem.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1komt [appellant] op tegen hetgeen de kantonrechter daarbij onder 1.3, 1.4 en 1.6 heeft vermeld. Het hof zal dit hierna, bij de beoordeling van het hoger beroep, voor zover daarvoor van belang, in zijn overwegingen betrekken.
3.Beoordeling
grieven 1 tot en met 3, in onderlinge samenhang, bestrijden de aanwezigheid van een dringende reden voor het ontslag, zoals door de Rietveld Academie aangevoerd en door de kantonrechter aangenomen. Met zijn stellingen dat hij geen geld uit de portemonnee in de mottenkelder heeft weggenomen, dat ook anderen dan hijzelf die kelder kunnen hebben betreden en de portemonnee kunnen hebben gepakt en dat op de onder 3.3 genoemde beeldopnamen geen wegneemhandeling zijnerzijds waarneembaar is, welke laatste stelling de Rietveld Academie niet heeft weersproken, heeft [appellant] de aanwezigheid van de gestelde dringende reden en de gegrondheid van de verdenking waaruit deze volgens de Rietveld Academie volgt, voldoende betwist. Op de Rietveld Academie rust daarom de last te bewijzen dat de aan [appellant] meegedeelde ontslaggrond, zoals onder 3.5 beschreven, zich heeft voorgedaan en is aan te merken als dringende reden.
grief 4betoogt, brengt de aanwezigheid van een dringende reden mee dat het gegeven ontslag niet kennelijk onredelijk is, zodat de gestelde kennelijke onredelijkheid van het ontslag in dat geval geen nadere beschouwing behoeft.
4.Beslissing
donderdag 5 februari 2015 te 9:30 uur;
tot twee wekenna de uitspraakdatum van dit arrest schriftelijk aan het enquêtebureau van de griffie van het hof kunnen meedelen dat zij of de getuigen op dat tijdstip verhinderd zijn te verschijnen, onder opgave van de verhinderdata van
beidepartijen en – voor zover bekend – de getuigen in de maanden
januari, februari en maart 2015, in welk geval zoveel mogelijk met inachtneming van die verhinderdagen een nieuw tijdstip voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;