Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
weinig of zelfs niets (financiën) van terecht gekomen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap [X] B.V. en ARN HOLDING B.V. over de uitbetaling van een bonus die [X] zou ontvangen voor haar werkzaamheden in het kader van een automatiseringsproject. [X] had in 2010 de opdracht gekregen om de vervanging van software voor ARN te begeleiden. In de overeenkomst was afgesproken dat [X] een bonus van 10% van de aan de tussenpersoon gedeclareerde omzet over 2011 zou ontvangen, mits de nieuwe software per 1 januari 2012 gereed zou zijn voor gebruik.
Echter, op 7 december 2011 besloot de directie van ARN dat de software niet op de afgesproken datum in gebruik genomen kon worden, omdat de inrichting niet voldoende was afgerond. [X] heeft vervolgens aanspraak gemaakt op de bonus, maar ARN heeft deze geweigerd, met als argument dat niet aan de voorwaarden voor uitbetaling was voldaan.
De kantonrechter heeft de vordering van [X] afgewezen, en [X] is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kantonrechter zijn vastgesteld en heeft geoordeeld dat [X] niet kan aanspraak maken op de bonus, omdat de software op de afgesproken datum niet gereed was voor gebruik. Het hof heeft geconcludeerd dat de bonusafspraak zo moet worden uitgelegd dat de bonus pas verschuldigd is als de software daadwerkelijk in gebruik kon worden genomen.
Het hof heeft de grieven van [X] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [X] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing van het hof is op 9 december 2014 openbaar uitgesproken.