In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland van de kinderen van partijen. De man en de vrouw zijn in 2001 gehuwd en hebben samen twee kinderen, geboren in 2006 en 2009. De rechtbank Amsterdam heeft op 18 december 2013 de echtscheiding uitgesproken. De kinderen verblijven sinds maart/april 2014 bij de vrouw in Frankrijk. De vrouw heeft op 19 maart 2014 een verzoek ingediend om met de kinderen naar Frankrijk te verhuizen, waarop de rechtbank toestemming heeft verleend. De man is hiertegen in hoger beroep gegaan.
Tijdens de zitting op 8 september 2014 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en is de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd. De man verzoekt primair om de bestreden beschikking te vernietigen en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. De vrouw verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft besloten om een raadsonderzoek te gelasten naar de huidige situatie van de kinderen en de zorgregeling. Tevens is er een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen op bepaalde data bij de man verblijven.
De beslissing van het hof houdt in dat de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek moet verrichten naar de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling. De vrouw is verantwoordelijk voor de reiskosten van de zorgregeling, terwijl de man zijn eigen kosten moet dragen. De behandeling van de zaak wordt aangehouden tot het onderzoek is afgerond, met een verzoek aan de Raad om het hof tijdig te informeren over de uitkomsten.