ECLI:NL:GHAMS:2014:5099
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C.C. Meijer
- E.M. Polak
- G.J. Visser
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot erkenning medehuurder op basis van duurzame gemeenschappelijke huishouding
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, hebben appellanten [Appellante sub 1] en [Appellant sub 2] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De kantonrechter had hun verzoek om [Appellant sub 2] als medehuurder van de woning van [Appellante sub 1] te erkennen, afgewezen. De kern van de zaak draait om de vraag of er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, zoals bedoeld in artikel 7:267 van het Burgerlijk Wetboek. De appellanten stelden dat [Appellant sub 2] bij zijn moeder was ingetrokken om haar te verzorgen, maar de kantonrechter oordeelde dat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd voor het bestaan van een dergelijke huishouding. Het hof bevestigde deze afwijzing en oordeelde dat de omstandigheden, waaronder de financiële situatie van [Appellant sub 2] en zijn bijstandsuitkering voor een eenpersoonshuishouding, niet duiden op een gezamenlijke huishouding. Het hof concludeerde dat de vordering van de appellanten niet voor toewijzing in aanmerking kwam en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. De appellanten werden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.