In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 november 2014 uitspraak gedaan in een herzieningsprocedure na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een verdachte die eerder door de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad was veroordeeld voor het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie. De politierechter had op 15 juni 2009 een werkstraf van 80 uren opgelegd, subsidiair 40 dagen hechtenis, en de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van een revolver. In hoger beroep heeft het gerechtshof Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, op 22 maart 2011 het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld voor zowel het gaspistool als de revolver. De Hoge Raad heeft op 18 februari 2014 de aanvraag tot herziening van de verdachte gegrond verklaard voor het bewezenverklaarde voorhanden hebben van de revolver en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam verwezen voor herziening.
Tijdens de zitting op 5 november 2014 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 maart 2008 in Lelystad een revolver van het merk Hopkins & Allen, model Ranger no. 2, voorhanden heeft gehad. Het hof heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde voorhanden hebben van de revolver, maar heeft wel de geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis opgelegd voor het voorhanden hebben van het gaspistool en de munitie. De geldboete zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de eerdere veroordeling van het gerechtshof Arnhem vernietigd, waarbij het hof de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.