ECLI:NL:GHAMS:2014:5055

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
23-000833-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak in zaak van voorbereiding woninginbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor de voorbereiding van een woninginbraak, gepleegd op 27 augustus 2013 in Anna Paulowna. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van handschoenen en een schroevendraaier, welke voorwerpen zouden zijn bestemd voor het plegen van een misdrijf. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 november 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van zes weken had geëist.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van zijn aanhouding in het bezit was van de genoemde voorwerpen, maar heeft ook rekening gehouden met de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte. De medeverdachte bevestigde dat de verdachte hem naar Anna Paulowna had gebracht, maar dat de verdachte zelf de auto niet had verlaten. De verbalisant die de aanhouding verrichtte, had eerder twee personen in de voortuin van een woning gezien, maar kon niet met zekerheid zeggen dat de verdachte één van deze personen was.

Na zorgvuldige overweging kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de voorbereiding van een inbraak. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte in het bezit was van handschoenen en een schroevendraaier niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-000833-14
datum uitspraak: 25 november 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-156721-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 november 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2013 om ongeveer 01:20 uur te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, althans een gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd en/of tezamen en in vereniging met een ander(en) te plegen misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een (set) handschoen(en) en/of schroevendraaier(s), althans (diverse) voorwerpen (kennelijk) bestemd voor het al dan niet in vereniging begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Vast staat dat de verdachte ’s nachts om 01.55 uur in Anna Paulowna is aangehouden, toen hij in gezelschap van medeverdachte [medeverdachte] in een personenauto reed. De verdachte had bij zijn aanhouding een paar handschoenen en een schroevendraaier in zijn zakken.
Verbalisant [verbalisant] had enkele minuten eerder twee personen in de voortuin van een woning zien staan, die wegliepen nadat zij hem zagen. De verbalisant volgt de twee personen en ziet dat zij zich opsplitsen. Daarna volgt hij één van beide personen. Uiteindelijk ziet de verbalisant wederom twee personen, die wegrennen, waarna hij het dichtklappen van autoportieren hoort. Verbalisant [verbalisant] heeft later medeverdachte [medeverdachte] herkend als de persoon die hij heeft gevolgd.
De verdachte heeft op de terechtzittingen bij de rechtbank en in hoger beroep verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte] naar Anna Paulowna heeft gebracht, maar dat hij zelf de auto niet heeft verlaten. [medeverdachte] heeft als getuige op de terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat de verdachte hem op zijn verzoek naar Anna Paulowna heeft gebracht. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij met een andere persoon dan de verdachte in de voortuin stond, toen de verbalisant hen opmerkte.
Uit het relaas van verbalisant [verbalisant] blijkt dat hij op enig moment tijdens de achtervolging één van beide personen uit het oog is verloren, en hij geen personen in de auto heeft zien stappen Nu de verbalisant daarnaast enkel medeverdachte [medeverdachte] herkent als één van de twee personen, valt naar het oordeel van het hof niet uit te sluiten dat een andere persoon dan de verdachte de tweede persoon in de voortuin is geweest. Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde voorbereiding van een inbraak te kunnen komen is naar het oordeel van het hof het enkele gegeven dat de verdachte bij zijn aanhouding in het bezit was van handschoenen en een schroevendraaier onvoldoende, zodat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. H.J. Bronkhorst en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 november 2014.
[...]