ECLI:NL:GHAMS:2014:5055
Gerechtshof Amsterdam
Vernietiging vonnis en vrijspraak in zaak van voorbereiding woninginbraak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor de voorbereiding van een woninginbraak, gepleegd op 27 augustus 2013 in Anna Paulowna. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van handschoenen en een schroevendraaier, welke voorwerpen zouden zijn bestemd voor het plegen van een misdrijf. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 november 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van zes weken had geëist.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van zijn aanhouding in het bezit was van de genoemde voorwerpen, maar heeft ook rekening gehouden met de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte. De medeverdachte bevestigde dat de verdachte hem naar Anna Paulowna had gebracht, maar dat de verdachte zelf de auto niet had verlaten. De verbalisant die de aanhouding verrichtte, had eerder twee personen in de voortuin van een woning gezien, maar kon niet met zekerheid zeggen dat de verdachte één van deze personen was.
Na zorgvuldige overweging kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de voorbereiding van een inbraak. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte in het bezit was van handschoenen en een schroevendraaier niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.