ECLI:NL:GHAMS:2014:5046
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.N. van de Beek
- M. Wigleven
- J.W. Brunt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep omgangsregeling grootouders en kleinkind
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van grootouders die een omgangsregeling met hun kleinkind, [kind B], wensen. De grootouders, de ouders van de moeder van [kind B], hebben op 7 mei 2014 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 12 februari 2014, waarin hun verzoek om een omgangsregeling werd afgewezen. De ouders van [kind B] en [kind A] hebben op 27 juni 2014 een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. De zaak is op 25 september 2014 behandeld ter terechtzitting, waar zowel de grootouders als de ouders en [kind A] aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming was ook vertegenwoordigd.
De grootouders stelden dat er sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hen en [kind B], en dat zij een belangrijke rol speelden in zijn leven. De ouders betwistten dit en stelden dat de contacten tussen de grootouders en [kind B] niet meer waren dan gebruikelijke contacten. Het hof oordeelde dat de grootouders onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt dat er sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking in de zin van artikel 1:377a BW. Het hof verklaarde de grootouders niet-ontvankelijk in hun verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met [kind B]. De bestreden beschikking werd vernietigd voor zover het verzoek van de grootouders werd afgewezen, maar de overige delen van de beschikking werden bekrachtigd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 november 2014.