ECLI:NL:GHAMS:2014:4977

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
23-001872-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake drugshandel en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1978, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en cocaïne, alsook voor het voorhanden hebben van een balletjespistool en een mes. De tenlastelegging betrof feiten die zich op 19 december 2012 in Den Helder hebben voorgedaan. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 september 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake was van vormverzuimen en dat de verdachte op de juiste wijze was aangehouden. De verdediging voerde aan dat de verdachte onrechtmatig was aangehouden, maar het hof oordeelde dat er voldoende grond was voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Het hof achtte de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gerechtvaardigd en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten.

De straf die door de politierechter was opgelegd, een gevangenisstraf van 6 weken, werd door het hof vernietigd. In plaats daarvan werd een taakstraf van 84 uren opgelegd, subsidiair 42 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de positieve veranderingen in het leven van de verdachte. Het hof concludeerde dat het onwenselijk was om de positieve ontwikkeling van de verdachte te doorbreken, wat leidde tot de beslissing om een taakstraf op te leggen. De wettelijke voorschriften die van toepassing zijn, zijn de artikelen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie, zoals deze golden ten tijde van de bewezenverklaring.

Uitspraak

parketnummer: 23-001872-14
datum uitspraak: 7 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-041629-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 23 september 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 19 december 2012 in de gemeente Den Helder opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 0,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 19 december 2012 in de gemeente Den Helder (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een (balletjes)pistool, voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoond met een bestaand vuurwapen (namelijk een pistool van het merk: Colt Commander .45), zijnde (een) voorwerp(en) vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad;
3:
hij op of omstreeks 19 december 2012 in de gemeente Den Helder (een) (gebogen) mes (van het merk: United), zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in de categorie IV onder 7a van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp dat gelet op de aard en de omstandigheid waaronder het is aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit voorwerp bestemd is om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 19 december 2012 in de gemeente Den Helder opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10 gram, van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 0,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op 19 december 2012 in de gemeente Den Helder een wapens van categorie I onder 7°, te weten een (balletjes)pistool, dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen namelijk een pistool van het merk: Colt Commander .45, zijnde een voorwerp vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad;
3:
hij op 19 december 2012 in de gemeente Den Helder een gebogen mes van het merk: United, zijnde een voorwerp als bedoeld in de categorie IV onder 7a van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarvan gelet op de aard en de omstandigheid waaronder het is aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit voorwerp bestemd is om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging

Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte onrechtmatig is aangehouden nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. Daarnaast is de verdachte enkel de cautie verleend ter zake van het rijden zonder geldig rijbewijs en niet ter zake van de in deze zaak ten laste gelegde feiten. Deze vormverzuimen dienen tot gevolg te hebben dat de bij de verdachte aangetroffen en in beslaggenomen voorwerpen alsmede de verklaring van de verdachte bij de politie van het bewijs worden uitgesloten.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
De verbalisant [verbalisant] zag op 19 december 2012 een personenauto rijden die hij ambtshalve herkende als een voertuig waarmee hij meerdere keren te maken had gehad en dat hij meerdere malen uit het verkeer had genomen. De verbalisant zag dat de hem ambtshalve bekende verdachte aan de bestuurderszijde van de auto uitstapte en het was de verbalisant bekend dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig was verklaard. Het hof is van oordeel dat deze omstandigheden voldoende grondslag vormden voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit.
Voorts overweegt het hof dat de verbalisant de verdachte tijdig, voorafgaand aan het verhoor, de cautie heeft gegeven. In dit verhoor zijn vervolgens verschillende strafbare feiten aan de orde zijn gekomen. Anders dan de raadsman betoogt hoefde de verdachte tijdens dit verhoor niet ter zake van elk van deze verschillende feiten telkens opnieuw de cautie te worden gegeven.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 84 uren, subsidiair 42 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft opzettelijk amfetamine en cocaïne aanwezig gehad.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een balletjes pistool dat kon doorgaan voor een echt vuurwapen, en een mes. Het ongecontroleerde bezit van wapens creëert het risico van gebruik van die wapens en brengt gevoelens van onveiligheid met zich.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 september 2014 is de verdachte eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit uittreksel vermeldt geen contacten met justitie van na de thans bewezenverklaarde feiten.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte zijn persoonlijke omstandigheden in positieve zin heeft gewijzigd. Zo heeft de verdachte tegenwoordig een vaste relatie, gebruikt hij geen drugs meer, heeft hij een betalingsregeling getroffen voor zijn boetes en draagt hij de zorg voor zijn moeder.
Nu het leven van de verdachte een positieve wending heeft gekregen, acht het hof het onwenselijk deze positieve lijn in het leven van de verdachte te doorbreken. Om die reden acht het hof, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
84 (vierentachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
42 (tweeënveertig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Videocamera.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. de Greeve, mr. H.W.J. de Groot en mr. J.G. Bulsing, in tegenwoordigheid van K.D.M. de Lange, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 oktober 2014.
Mr. J.G. Bulsing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.