ECLI:NL:GHAMS:2014:4974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
23-002388-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door hypotheekadviseur met valse hoedanigheid en kunstgrepen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De verdachte, een hypotheekadviseur, werd beschuldigd van oplichting van verschillende slachtoffers door hen te misleiden met valse voorwendselen en kunstgrepen. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten waarbij de verdachte het vertrouwen van de slachtoffers won en hen vervolgens overtuigde om geldbedragen aan hem over te maken, onder het mom van hypotheekadvies en andere financiële diensten. De verdachte heeft in totaal vijf slachtoffers benadeeld, waarbij bedragen varieerden van 1.000 tot 16.500 euro. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en heeft de eerdere vrijspraak van enkele onderdelen van de tenlastelegging niet in stand gehouden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte verplicht werd om deze bedragen te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-002388-14
datum uitspraak: 27 november 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 9 juni 2010 in de strafzaak onder parketnummer 14-700498-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 13 november 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 1 april 2007 in de gemeente Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 5.000 euro en/of een geldbedrag van 16.500 euro en/of 2.500 euro, althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in zijn hoedanigheid van hypotheekadviseur, werkzaam bij "[bedrijf]" het vertrouwen van die [slachtoffer 1] gewonnen en/of
- 5.000 euro door die [slachtoffer 1] laten betalen, aan hem, verdachte, ten behoeve van een verbouwing van de woning van die [slachtoffer 1] (welke verbouwing nooit plaats heeft gevonden), en/of
- met die [slachtoffer 1] een vriendschap opgebouwd en/of
- vervolgens die [slachtoffer 1] ervan overtuigd dat die [slachtoffer 1] niet goed met geld kon omgaan en beter zijn geld kon laten beheren door hem, verdachte,
- waarna hij, verdachte heeft voorgesteld om een deel van de overwaarde van de woning van die [slachtoffer 1], te weten een bedrag van 16.500 euro en/of een bedrag van 2.500 euro, over te maken op een rekening van de echtgenote van hem, verdachte,
waardoor [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2:
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2007 tot en met 31 juli 2007 te Waarland, gemeente Harenkarspel, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 2.866 euro, in elk geval van enig goed, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in zijn hoedanigheid als hypotheekadviseur, werkzaam bij "[bedrijf]" meerdere gesprekken gehad met die [slachtoffer 2] en haar (ex)echtgenoot, en/of
- het vertrouwen van die [slachtoffer 2] gewonnen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij ook allerlei zaken met betrekking tot de echtscheiding voor haar kon regelen (buiten de "[bedrijf]" om), en/of
- een factuur gestuurd aan die [slachtoffer 2] met daarop het rekeningnummer van hem, verdachte, en/of van de moeder van hem, verdachte, met daarop de vermelding "declaratie voor bemiddeling echtscheiding"
waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 mei 2007 te Breezand, gemeente Anna Paulowna, en/of elders in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1.000 euro en/of een geldbedrag van 1.200 euro en/of een geldbedrag van 677 euro, in elk geval van enig(e) geldbedrag(en),immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- in de hoedanigheid van hypotheekadviseur bij "[bedrijf]" meerdere afspraken met die [slachtoffer 3] gemaakt om te spreken over de lopende hypotheek van die [slachtoffer 3],
- hierna een rekening gegeven aan die [slachtoffer 3] van 1.500 euro (zonder dat er iets was gedaan aan de hypotheek) en van welk bedrag die [slachtoffer 3] 1.000 euro contant heeft betaald aan hem, verdachte, en/of
- beloofd aan die [slachtoffer 3] dat hij, verdachte, onderzoek zou doen naar beleggingen van die [slachtoffer 3] in Duitsland, verdachte verklaarde aan die [slachtoffer 3] dat hij een vriend had die advocaat was, die [slachtoffer 3] moest daarvoor wel 1.200 euro betalen en later moest die [slachtoffer 3] ook nog een keer 677 euro overmaken ten behoeve van dit onderzoek,
waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
4:
hij op of omstreeks 3 juli 2007 en/of 4 juli 2007 in de gemeente Heerhugowaard , althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1.000 euro, in elk geval van enig goed, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in zijn hoedanigheid als hypotheekadviseur bij de "[bedrijf]" gesproken met die [slachtoffer 4] over het afsluiten van een hypotheek, en/of
- die [slachtoffer 4] een nota overhandigd met daarop vermeld "kantoorkosten en gederfde bemiddelingsprovisie" voor een bedrag van 1.250 euro, waarbij hij, verdachte tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat als die [slachtoffer 4] meteen een bedrag van 1.000 euro zou overmaken, hij korting zou krijgen (terwijl er geen hypotheek was afgesloten op naam van die [slachtoffer 4]), en/of
- een rekeningnummer van hem, verdachte, en/of van de moeder van hem, verdachte op de nota vermeld,
waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5:
hij op of omstreeks 19 juni 2007 in de gemeente Lelystad met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1.000 euro, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in zijn hoedanigheid als hypotheekadviseur bij de "[bedrijf]" gesproken met die [slachtoffer 5] over het afsluiten van een nieuwe hypotheek, en/of
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij hem, verdachte contant 1.000 euro bureaukosten moest betalen, en/of
- die [slachtoffer 5] meegenomen naar een ABN/AMRO bank alwaar hij, verdachte een rekeningnummer van hem, verdachte en/of van de moeder van hem, verdachte, had opgeschreven als de rekening waar die [slachtoffer 5] het geld op moest overmaken,
waardoor [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is vrijgesproken van de impliciet cumulatief ten laste gelegde onderdelen van de tenlastelegging:
“5.000 euro door die [slachtoffer 1] laten betalen, aan hem, verdachte, ten behoeve van een verbouwing van de woning van die [slachtoffer 1] (welke verbouwing nooit plaats heeft gevonden)” en
“en/of een bedrag van 2.500 euro”.
De verdachte zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak van deze onderdelen van de tenlastelegging.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat de bewijsmiddelen bij het vonnis niet zijn uitgewerkt en voorts omdat het hof komt tot een andere strafoplegging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 december 2006 tot en met 1 april 2007 in Alkmaar, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 16.500 euro, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - valselijk en listiglijk
- in zijn hoedanigheid van hypotheekadviseur, werkzaam bij "[bedrijf]" het vertrouwen van die [slachtoffer 1] gewonnen en
- met die [slachtoffer 1] een vriendschap opgebouwd en/
- vervolgens die [slachtoffer 1] ervan overtuigd dat die [slachtoffer 1] niet goed met geld kon omgaan en beter zijn geld kon laten beheren door hem, verdachte,
- waarna hij, verdachte heeft voorgesteld om een deel van de overwaarde van de woning van die [slachtoffer 1], te weten een bedrag van 16.500 euro, over te maken op een rekening van de echtgenote van hem, verdachte,
waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2:
hij in de periode van 26 april 2007 tot en met 31 juli 2007 te Waarland, gemeente Harenkarspel, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 2.866 euro, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk
- in zijn hoedanigheid als hypotheekadviseur, werkzaam bij "[bedrijf]" meerdere gesprekken gehad met die [slachtoffer 2] en haar (ex)echtgenoot, en
- het vertrouwen van die [slachtoffer 2] gewonnen en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij ook allerlei zaken met betrekking tot de echtscheiding voor haar kon regelen , en
- een factuur gestuurd aan die [slachtoffer 2] met daarop het rekeningnummer van de moeder van hem, verdachte, met daarop de vermelding "declaratie voor bemiddeling echtscheiding" waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3:
hij op de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 mei 2007 te Breezand, gemeente Anna Paulowna, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1.000 euro en een geldbedrag van 1.200 euro en een geldbedrag van 677 euro, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk
- in de hoedanigheid van hypotheekadviseur bij "[bedrijf]" meerdere afspraken met die [slachtoffer 3] gemaakt om te spreken over de lopende hypotheek van die [slachtoffer 3],
- hierna een rekening gegeven aan die [slachtoffer 3] van 1.500 euro (zonder dat er iets was gedaan aan de hypotheek) en van welk bedrag die [slachtoffer 3] 1.000 euro contant heeft betaald aan hem, verdachte, en
- beloofd aan die [slachtoffer 3] dat hij, verdachte, onderzoek zou doen naar beleggingen van die [slachtoffer 3] in Duitsland, verdachte verklaarde aan die [slachtoffer 3] dat hij een vriend had die advocaat was, die [slachtoffer 3] moest daarvoor wel 1.200 euro betalen en later moest die [slachtoffer 3] ook nog een keer 677 euro overmaken ten behoeve van dit onderzoek,
waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
4:
hij op 3 juli 2007 en/of 4 juli 2007 in de gemeente Heerhugowaard, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1.000 euro, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk
- in zijn hoedanigheid als hypotheekadviseur bij de "[bedrijf]" gesproken met die [slachtoffer 4] over het afsluiten van een hypotheek, en
- die [slachtoffer 4] een nota overhandigd met daarop vermeld "kantoorkosten en gederfde bemiddelingsprovisie" voor een bedrag van 1.250 euro, waarbij hij, verdachte tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat als die [slachtoffer 4] meteen een bedrag van 1.000 euro zou overmaken, hij korting zou krijgen (terwijl er geen hypotheek was afgesloten op naam van die [slachtoffer 4]), en
- een rekeningnummer van de moeder van hem, verdachte op de nota vermeld,
waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5:
hij op 19 juni 2007 in de gemeente Lelystad met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1.000 euro, in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk listiglijk en bedrieglijk
- in zijn hoedanigheid als hypotheekadviseur bij de "[bedrijf]" gesproken met die [slachtoffer 5] over het afsluiten van een nieuwe hypotheek, en
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat zij hem, verdachte contant 1.000 euro bureaukosten moest betalen, en
- die [slachtoffer 5] meegenomen naar een ABN/AMRO bank alwaar hij, verdachte een rekeningnummer had opgeschreven als de rekening waar die [slachtoffer 5] het geld op moest overmaken,
waardoor [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op, telkens:
oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder feiten 1 tot en met 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feiten 1 tot en met 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf in de vorm van het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 120 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op grote schaal schuldig gemaakt aan oplichting van nietsvermoedende mensen. Door dit handelen heeft hij het vertrouwen dat deze mensen in hem stelden op grove wijze geschonden en heeft hij hun financiële vermogen aangetast. Daarnaast heeft hij het vertrouwen in een behoorlijk handelsverkeer geschaad.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 oktober 2014 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende en mede gelet op het tijdsverloop sinds het plegen van de feiten, niet langer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 24.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 16.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Tevens bepaalt het daarbij dat het schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 februari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.866,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens bepaalt het hof daarbij dat het schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 mei 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.777,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens bepaalt het hof daarbij dat het schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Daartoe overweegt het hof dat [slachtoffer 4] bij zijn aangifte op 15 april 2008 (proces-verbaal nummer PL10FR/08-150963) heeft verklaard dat de € 1.000,00 die hij op het rekeningnummer van Peters (het hof begrijpt: de moeder van de verdachte) had overgemaakt door een andere medewerker van de Holland Advies Groep (het hof begrijpt: [bedrijf]) op zijn factuur in mindering is gebracht. Nu niet is gebleken dat de benadeelde partij financiële schade heeft geleden, is de verdachte is niet tot vergoeding van het gevorderde bedrag gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 16.500,00 (zestienduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 16.500,00 (zestienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
117 (honderdzeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.866,00 (tweeduizend achthonderdzesenzestig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 2.866,00 (tweeduizend achthonderdzesenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
38 (achtendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.777,00 (tweeduizend zevenhonderdzevenenzeventig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van
€ 2.777,00 (tweeduizend zevenhonderdzevenenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 april 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot schadevergoeding af.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. E. Mijnsberge en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2014.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]