Uitspraak
mr. E. Unger, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. A.C. Siemons, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
2.De vaststaande feiten
“het accommoderen van aangekondigde bezuinigingen door OCW op de KNAW”.In een notitie bij de notulen van de betreffende vergadering staat onder andere:
“de primaire koers”van het bestuur is om afscheid te nemen van het ICIN en dat, als een doorstart van het ICIN buiten de KNAW vanaf januari 2015 mogelijk blijkt, het bestuur bereid is om daarvoor een bedrag van € 2,1 miljoen ter beschikking te stellen (zijnde de naar verwachting te maken kosten van wachtgeld) onder de voorwaarde dat alle werknemers van het ICIN verklaren bereid te zijn ontslag te nemen bij de KNAW, zodat er geen verplichtingen voor de KNAW achterblijven.
Betreft: in kennisstelling opheffing ICIN
ook het ICIN aan deze reeks toe te voegen.”. De toelichting luidt verder: “
De KNAW zal de financiering van ICIN-activiteiten tot nul reduceren. Tijdelijke contracten zullen niet worden verlengd. Het besluit zal helaas ook personele consequenties hebben voor de medewerkers in vaste dienst. In hoeverre we deze binnen de KNAW kunnen opvangen zal worden onderzocht. Binnenkort wordt het proces richting ondernemingsraad gestart.”
“De OR vraagt zich echter af hoe het met de wezenlijke invloed van de medezeggenschap staat als het bestuur een besluit neemt het ICIN op te heffen en de OR alleen advies wordt gevraagd over de gevolgen. Volgens [A] is het besluit om de financiële middelen aan het ICIN stop te zetten in juli 2013 genomen en is de OR daarover geïnformeerd. Het voorgenomen besluit om het ICIN op te heffen dateert van augustus 2013. Het besluit tot opheffen zal eerst aan de directie van het ICIN worden voorgelegd. Daaruit dient een reorganisatieplan te komen wat wordt voorgelegd aan de OR.”
“Het voorgenomen besluit om het ICIN ingaande 2015 op te heffen met als doel circa 1 Meuro – n.l. de basisfinanciering voor het ICIN – voortaan in te zetten voor het opvangen van bezuinigingen en voor het zetten van nieuwe accenten binnen de institutenorganisatie. Mochten partijen buiten de KNAW bereid zijn voortaan deze basisfinanciering voor hun rekening te nemen, dan is in plaats van opheffing een transitie – zonder extra kosten - naar buiten de KNAW bespreekbaar.”In de bijlage bij de adviesaanvraag staan de gevolgen voor het personeel uiteengezet.
rekening houden metdit besluit. Het bestuur heeft door de ondernemingsraad geopperde alternatieven afgewezen. In het besluit staat voorts dat de KNAW de mogelijkheid van een overgang van (onderdelen van) het ICIN naar het ICIN als zelfstandige organisatie heeft onderzocht maar dat door het ICIN voorgestelde businessplannen (van medio september 2013 en 24 december 2013) door de KNAW zijn afgewezen.
“Zonder uitzicht op een realistische doorstart achtte het bestuur het onverstandig om het ICIN onbeperkt te laten doorgaan met het acquireren van nieuwe projecten. Er kwam een acquisitiestop.”, aldus het besluit.
3.De gronden van de beslissing
voornemenom van het ICIN als instituut van de KNAW afscheid te nemen, maar dat laat onverlet dat het besluit de financiering te beëindigen noodzakelijkerwijs leidt tot opheffing van het ICIN als instituut van de KNAW. Nu dit principebesluit was genomen, bestond er voor de ondernemingsraad geen mogelijkheid meer om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op het voorgenomen besluit van de KNAW in haar adviesaanvraag van 12 februari 2014 “tot opheffing van het ICIN” en kon hij alleen nog maar advies uitbrengen over de implementatie van dit besluit en de personele gevolgen. Door de ondernemingsraad voorgestelde alternatieve maatregelen om de bezuinigingen op te vangen, konden alleen al om die reden niet meer bij het nemen van het besluit van 7 mei 2014 worden betrokken: dit was al een gepasseerd station. Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de KNAW in redelijkheid niet tot het besluit van 7 mei 2014 heeft kunnen komen.