ECLI:NL:GHAMS:2014:4888

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
200.117.601-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over het recht op uitkering van bonus en nalatigheid werkgever bij commissieplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de vennootschap Macro 4 Ltd, inzake het recht op een bonus. [appellant] was in dienst bij Macro 4 als Group Director Field Operations en vorderde een bonus van € 58.400,- bruto, die hij meende te zijn misgelopen over het fiscale jaar 2008/2009. De kantonrechter had eerder zijn vorderingen afgewezen, waarop [appellant] in hoger beroep ging. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter waren vastgesteld, en deze als uitgangspunt genomen voor de beoordeling. Het hof oordeelde dat Macro 4 nalatig was in het opstellen van een bonusplan voor het fiscale jaar 2008/2009, maar dat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van een bonus, omdat hij niet meer dan 50% van de omzetdoelstellingen had behaald. Het hof concludeerde dat de kantonrechter de vorderingen van [appellant] terecht had afgewezen en bekrachtigde de eerdere vonnissen. [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.117.601/01
zaak-/rolnummer rechtbank : 1226994 CV EXPL 11-6101
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 november 2014
inzake:
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. S.T.W. Verhaagh te Nijmegen,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
MACRO 4 Ltd,
gevestigd te Crawley, Verenigd Koninkrijk,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.E.H. van de Wouw-Scholz te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk [appellant] en Macro 4 genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 6 november 2012 in hoger beroep gekomen van de op 20 mei 2011, 21 oktober 2011 en 10 augustus 2012 onder bovenvermeld zaak-/ rolnummer door de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter), uitgesproken vonnissen, gewezen tussen [appellant] als eiser en Macro 4 als gedaagde.
Partijen hebben hierna de volgende stukken gewisseld:
- memorie van grieven, met producties ([appellant]),
- memorie van antwoord, met producties (Macro 4),
- akte na antwoord ([appellant]),
- antwoordakte (Macro 4).
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de vonnissen van de kantonrechter waarvan beroep zal vernietigen en zijn vorderingen in eerste aanleg alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, zal toewijzen, met dien verstande dat primair wordt verzocht Macro 4 te veroordelen tot betaling aan hem van € 58.552,- bruto althans € 58.400,- bruto althans € 51.040,- (het hof leest:) bruto, te vermeerderen met de nevenvorderingen als genoemd in de inleidende dagvaarding, en meer subsidiair dat het hof ex aequo et bono het bedrag zal bepalen dat [appellant] aan bonus toekomt over het Fiscal/Financial Year 2008/2009, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, met veroordeling van Macro 4 in de kosten van beide instanties.
Macro 4 heeft geconcludeerd, zakelijk, dat het hof de bestreden vonnissen zal bekrachtigen en [appellant] - uitvoerbaar bij voorraad - zal veroordelen in de kosten van, naar het hof begrijpt, het hoger beroep.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.De feiten

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis waarvan beroep van 21 oktober 2011 onder 1, sub a tot en met k, de feiten vastgesteld die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. De juistheid van deze vaststelling is niet in geschil zodat ook het hof deze feiten tot uitgangspunt zal nemen.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak, kort weergegeven, om het volgende.
a. Van 1 januari 2008 tot 1 oktober 2009 is [appellant] in dienst geweest van Macro 4 als Group Director Field Operations tegen een salaris van laatstelijk € 145.000,- bruto per jaar. Vanaf medio juni 2009 heeft [appellant] geen werkzaamheden meer voor Macro 4 verricht. In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is in artikel 4.2 bepaald: “
Employee is entitled to a variable salary of maximum € 100.000,00 a year at 100% of the commission plan, the commission plan is not capped.” Het fiscale/financiële jaar (FY) bij Makro 4 loopt van 1 juli tot 1 juli.
b. Bij zijn indiensttreding is voor [appellant] een ‘bonus plan’ vastgesteld voor de periode tot 1 juli 2008. [appellant] zou een bonus van maximaal € 50.000,- kunnen verdienen (naar rato van het in de arbeidsovereenkomst genoemde bedrag aan ‘
variable salary’ van € 100.000,-) bij een omzet van 2.157.000 Britse ponden (GBP). Als “
Region” van [appellant] is “
Continental Europe” genoemd. Voorts is bepaald: “
Net new business is defined as new business revenue minus any associated 3rd party costs” alsmede: “
No bonus is payable below 50% of Revenue quota.” Over het eerste halfjaar van zijn dienstverband is aan [appellant] geen bonus uitgekeerd omdat de door hem gerealiseerde omzet lager was dan 50% van de in het bonus plan genoemde Revenue quota.
c. Macro 4 heeft voor [appellant] voor FY 2008/2009 geen nieuw bonus plan vastgesteld, hoewel [appellant] hiernaar meermaals heeft geïnformeerd. Bij de regeling ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst die partijen zijn overeengekomen, hebben zij de bonus over FY 2008/2009 uitdrukkelijk uitgesloten.
3.2.
[appellant] heeft Macro 4 voor de kantonrechter gedagvaard en gevorderd dat Macro 4 zal worden veroordeeld tot betaling van een bonus van primair € 58.400,- bruto, subsidiair € 56.000,- bruto, te vermeerderen met de verhoging van artikel 7:625 BW van 50% over deze bedragen, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Tegen deze beslissing en de gronden waarop zij berust keren zich de vijf door [appellant] aangevoerde grieven.
3.3.
De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Het hof oordeelt naar aanleiding van die grieven als volgt.
3.4.
In het bonus plan van [appellant] voor de periode van zijn indiensttreding tot 1 juli 2008 is een drempel van 50% van de vastgestelde “Revenue quota” als target opgenomen (“
No bonus is payable below 50% of Revenue quota
). [appellant] heeft aangevoerd dat deze drempel niet voor hem voor de bonusvaststelling over het FY 2008/2009 geldt.
3.5.
Hierin volgt het hof [appellant] niet. Het is niet aannemelijk dat een drempel van 50% niet ook in het bonus plan voor het jaar 2008/2009 zou zijn opgenomen indien dit door Macro 4 voor [appellant] zou zijn vastgesteld. In het bonus plan voor [appellant] voor FY 2007/2008 is de drempel van 50% opgenomen en Macro 4 heeft aangevoerd en met stukken onderbouwd dat zij deze drempel ook heeft opgenomen in de bonusplannen voor andere werknemers voor het FY 2008/2009 en daarna. Er is nog een andere reden waarom in hoger beroep ervan dient te worden uitgegaan dat voor het verkrijgen van bonus een resultaat van tenminste 50% van het target vereist is: de kantonrechter heeft zulks in het vonnis van 10 augustus 2012 overwogen (onder 4, laatste volzin) en daartegen heeft [appellant] geen grief gericht.
3.6.
[appellant] stelt dat voor de vraag of hij in het FY 2008/2009 zijn target heeft behaald en op grond daarvan in aanmerking zou komen voor een bonus, indien voor het FY 2008/2009 een bonus plan zou zijn opgesteld, niet alleen moet worden gekeken naar de in “Continental Europe” behaalde omzet en de voor dat deel van Europa geldende targets - zoals in het bonusplan FY 2007/2008 als “region” van [appellant] “Continental Europe” is aangeduid -, maar dat ook de omzet die in het Verenigd Koninkrijk is gerealiseerd en de voor dit land geldende target moet worden meegeteld.
3.7.
Het hof is echter van oordeel dat dit een onjuiste aanname is. Macro 4 heeft de stelling van [appellant] dat het Verenigd Koninkrijk tot diens werkgebied behoorde en dat het Verenigd Koninkrijk voor de berekening van de bonus moet meetellen, gemotiveerd weersproken. Anders dan [appellant] meent, kan uit het door hem overgelegde business plan van april 2008 en/of het daaraan als bijlage C gehechte organisatieschema niet worden afgeleid dat de bonus van [appellant] mede zou worden bepaald door de in het Verenigd Koninkrijk gegenereerde omzet. Dat [appellant] daarin wordt aangeduid als ‘the European VP of SMS’ zegt in dit verband onvoldoende. Ook de door [appellant] bij conclusie van repliek overgelegde stukken (producties 16 tot en met 20) acht het hof onvoldoende duidelijk. Het hof kan uit de door [appellant] overgelegde stukken niet afleiden dat hij door Macro 4 verantwoordelijk is gemaakt voor de verkoop van producten in het Verenigd Koninkrijk. [appellant] stelt dat zijn takenpakket na 1 juli 2008 is uitgebreid, dat hij betrokken is geweest bij de werving van een werknemer in het Verenigd Koninkrijk en dat hij verkopers bij klantbezoeken in het Verenigd Koninkrijk heeft vergezeld. Macro 4 heeft daartegenover echter aangevoerd dat de werving van personeel nog niet meebrengt dat [appellant] verantwoordelijk was voor het Verenigd Koninkrijk en dat [appellant] zijn stelling dat hij bij klantenbezoeken aanwezig was niet concreet heeft onderbouwd. Het hof stelt vast dat [appellant] deze onderbouwing ook in hoger beroep niet heeft gegeven. Tegenover de schriftelijke verklaringen in e-mails van twee (oud-) werknemers van Macro 4 ([A] en [B]) heeft Macro 4 schriftelijke verklaringen in het geding gebracht van twee andere werknemers, die de stellingen van [appellant] tegenspreken. [appellant] heeft vervolgens geen gespecificeerd bewijs van zijn stellingen aangeboden. Bij die stand van zaken kan niet worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [appellant] en moet derhalve de in het Verenigd Koninkrijk behaalde omzet en de voor dat land geldende target buiten beschouwing worden gelaten voor de vraag of [appellant] aanspraak kan maken op een bonus voor het FY 2008/2009.
3.8.
Macro 4 heeft aangevoerd dat in het FY 2008/2009 op het continent van Europa een omzet aan new business van GBP 1.124.000,- is behaald. Daarbij heeft zij een omrekenkoers van € 1,30 voor een Britse pond gehanteerd. Volgens [appellant] dient echter een andere omrekenkoers dan € 1,30 per pond te worden toegepast. Hij stelt zie grief III en de daarop gegeven toelichting - dat in redelijk moet worden uitgegaan van de door Macro 4 zelf genoemde wisselkoers van € 1,18 (de gemiddelde koers van de euro in de periode 2008/2009). Daarvan uitgaande, bedraagt de volgens [appellant] in de rest van Europa in het FY 2008/2009 aan voor de bonus relevante omzet (1,30/1,18 x 1.124.000 is) GBP l.238.305,-.
3.9.
Deze omzet moet worden afgezet tegen de target die Macro 4 voor [appellant] voor het continent van Europa zou hebben vastgesteld, indien zij voor hem een bonus plan zou hebben opgesteld.
3.10.
[appellant] heeft aangevoerd (memorie van grieven onder 31) dat als uitgangspunt een target voor geheel Europa (inclusief het Verenigd Koninkrijk) kan worden gehanteerd van GBP 4.130.000,-, waarbij voor het continent van Europa een target geldt van GBP 3.198.000,- (zulks kennelijk ontleend aan een door Macro 4 opgesteld overzicht getiteld “Mr [appellant] – Variable Calculation Comparison”, gevoegd bij een e-mail van 21 mei 2010 van de advocaat van Macro 4 aan de toenmalige gemachtigde van [appellant]; productie 9 bij inleidende dagvaarding). Voor zover [appellant] heeft gesteld dat de door de kantonrechter genoemde target van GBP 4.314.000,- naar beneden dient te worden bijgesteld, en hij daarbij een andere (lagere) target dan de hiervoor genoemde target voor ogen heeft gestaan, gaat het hof daaraan voorbij omdat [appellant] deze stelling niet voldoende heeft onderbouwd - de algemene verwijzing door [appellant] naar de veranderde markt, afspraken met andere werknemers, de aanstaande overname van Macro 4 door Unicom en zijn uitgebreide verantwoordelijkheden is te vaag en de door [appellant] gestelde vermindering van verkoopmedewerkers in het Verenigd Koninkrijk is niet relevant - noch heeft geconcretiseerd van welk ander (lager) target dan moet worden uitgegaan. Volgens [appellant] (memorie van grieven, zelfde vindplaats) moet nog een correctie worden toegepast op de hiervoor genoemde target van GBP 3.198.000,- voor het continent van Europa, in verband met de omrekenfactor van € 1,18 per Britse pond in plaats van € 1,30 per Britse pond. De target voor continentaal Europa bedraagt dan (1,18/1,30 x 3.198.000 =) GBP 2.902.799,90. Van deze target heeft [appellant] echter niet meer dan (1.238.305 : 2.902.799,90 x 100 =) 42,7% gerealiseerd. Dit percentage blijft onder de norm van 50%, zodat [appellant], ook indien zijn berekeningen worden gevolgd, geen aanspraak zou hebben kunnen maken op een bonus over het FY 2008/2009.
3.11.
Of, zoals door [appellant] is bepleit, een correctie moet worden toegepast op de berekening van de bonus omdat hij de laatste twee weken van zijn dienstverband geen werkzaamheden voor Macro 4 heeft verricht, kan verder in het midden blijven, omdat die door [appellant] bepleite correctie (de gerealiseerde omzet zou met een factor 12/11,5 moeten worden verhoogd) van een te geringe betekenis is en niet zal meebrengen dat [appellant] een percentage op de geldende target heeft gehaald die uitstijgt boven 50%.
3.12.
De slotsom op grond van het bovenstaande is dat de kantonrechter de vorderingen van [appellant] terecht heeft afgewezen. De grieven zijn daarom tevergeefs voorgesteld. Het hof zal de bestreden vonnissen van de kantonrechter dan ook bekrachtigen. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
verwijst [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, en begroot die kosten voor zover aan de zijde van Macro 4 gevallen op € 1.815,- aan verschotten en € 1.631,= voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, J.E. Molenaar en S.F. Schütz en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 november 2014.