Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de vennootschap onder firmaK.Z.S. SCHOONMAAKBEDRIJF EN
[geïntimeerde sub 2]en
[geïntimeerde sub 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
Helaas zijn wij op grond van ernstige klachten van het project waar u werkzaam bent genoodzaakt om u per direct vanaf 30 april 2010 uit dienst te melden.”
Het ontslag is ten onrechte gebaseerd op de gebeurtenissen op de werkvloer en wel eenzijdig. Bovendien ben ik niet in de gelegenheid gesteld verweer te voeren. Ook is de wijze waarop ik van de ene op de andere dag naar huis ben gestuurd zeer kwalijk, onrechtmatig en in strijd met goed werkgeverschap. Ik heb nooit enige vorm van kritiek of commentaar ontvangen over de wijze waarop ik mijn functie heb vervuld. Integendeel regelmatig ontving ik positieve berichten. Ik houd me daarom beschikbaar mijn werkzaamheden te hervatten en ik verzoek u mij daartoe ook in de gelegenheid te stellen.”
De reden van het ontslag is de klacht van [X] geweest. Het ging om diefstal. Ik werk alleen met Easy Clean Up en zij wilden niet meer van [appellant] gebruik maken.” Alleen [appellant] heeft verklaard dat hij van het hem op 29 april 2010 gegeven ontslag slechts heeft vernomen van de secretaresse van Easy Clean Up, “[E]”, met wie hij klaarblijkelijk [D], hiervoor genoemd, bedoelt. Over een met [C] en [geïntimeerde sub 3] gevoerd onderhoud verklaart [appellant] niet. De getuigenverklaringen van [C], [geïntimeerde sub 3] en [D] acht het hof voldoende betrouwbaar en aan de daarvan afwijkende verklaring van [appellant] gaat het hof voorbij. Het hof neemt daarom als vaststaand aan dat [geïntimeerde sub 3] namens KZS [appellant] op staande voet heeft ontslagen om de door [geïntimeerde sub 3] in zijn verklaring genoemde redenen, te weten dat [X] erover had geklaagd dat [appellant] zich schuldig had gemaakt aan diefstal van materiaal van de bouwplaats, dat [X] hem daarom niet meer op het werk wilde hebben en dat Easy Clean Up gezien deze verdenking van diefstal [appellant] ook niet meer te werk wilde stellen. Mede op grond van de brief van [appellant] van 7 mei 2010 is het hof van oordeel dat het voor [appellant] duidelijk moet zijn geweest dat hij om genoemde redenen is ontslagen. Dat deze gronden voor het ontslag niet nauwkeurig zijn vermeld in de brief van KZS van 29 april 2010 doet daaraan niet af. Op de overige door of namens KZS na die datum verzonden brieven behoeft niet te worden ingegaan omdat het ontslag op staande voet toen reeds was gegeven.
Op enig moment heb ik gezien dat [appellant] metalen van de bouwplaats wou meenemen. Ik heb hem daarop aangesproken. Ik heb hem verteld dat zelfs ik geen zeggenschap over die spullen heb. Ik heb hem gezegd dat hij er van af moest blijven. Zo laat je bij het opruimen de kabels en metalen – en andere voorwerpen van waarde – liggen. Ik heb zo met [appellant] erover gesproken en daarmee was het klaar. [appellant] reageerde iets in de trant van dat het akkoord was.
De heer [A] is de eindverantwoordelijke van het werk. Uiteindelijk gaat hij erover wat er met de spullen gebeurt. De hoofdregel is dat je de waardevolle bouwmaterialen laat liggen, maar ik heb de vrijheid om daarop een uitzondering te maken. Ik heb al verklaard in welk geval ik een uitzondering toepas. Als u mij vraagt of [appellant] van [A] toestemming zou hebben gekregen om bouwmaterialen af te voeren dan zou dat in principe kunnen maar dat lijkt mij niet waarschijnlijk. [A] heeft mij in ieder geval daarover niet geïnformeerd.”