ECLI:NL:GHAMS:2014:4792

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
200.090.208-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel en aanvulling van een eerder arrest in een civiele procedure tussen TUI Nederland N.V. en een geïntimeerde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 november 2014 een arrest gewezen in hoger beroep, waarin het verzoek van TUI Nederland N.V. om herstel en aanvulling van een eerder arrest werd behandeld. TUI, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Hulst, had in een eerdere uitspraak op 5 augustus 2014 een kennelijke fout geconstateerd in het dictum van het arrest, waar een bedrag van € 1.703,86 was toegewezen, terwijl het hof in de overwegingen had vastgesteld dat het totaal van de kosten die aan TUI moesten worden terugbetaald € 15.172,96 bedroeg. Het hof oordeelde dat deze fout eenvoudig te herstellen was en heeft het dictum dienovereenkomstig aangepast.

Daarnaast heeft TUI verzocht om aanvulling van het arrest, omdat een vordering tot gefixeerde schadevergoeding van € 45.900,- op grond van artikel 7:677 BW niet was behandeld. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.R. Meijer, betwistte de toewijzing van dit verzoek, maar het hof oordeelde dat de rechtsstrijd in hoger beroep niet alleen door de grieven wordt bepaald, maar ook door de inhoud van de eerdere vorderingen. Het hof concludeerde dat het bestreden vonnis gedeeltelijk diende te worden vernietigd en dat de vordering van TUI tot gefixeerde schadevergoeding alsnog moest worden toegewezen.

Het hof heeft de beslissing in het eerdere arrest verbeterd en aangevuld, waarbij het de geïntimeerde veroordeelde om aan TUI te voldoen een bedrag van € 15.172,96 en daarnaast de gefixeerde schadevergoeding van € 45.900,-, met wettelijke rente vanaf respectievelijk 30 juni 2010 en 31 augustus 2009. De verbeteringen en aanvullingen zijn op de minuut van het eerdere arrest gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.090.208/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 459689 / HA ZA 10-1655
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 november 2014
inzake
de naamloze vennootschap
TUI NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. J. van Hulst te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.R. Meijer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Tui en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 5 augustus 2014 eindarrest gewezen. Bij brief van 20 augustus 2014 heeft mr. van Hulst voornoemd zich namens Tui op het standpunt gesteld dat het arrest een kennelijke fout bevat en herstel daarvan verzocht. Bij deze brief heeft mr. van Hulst zich tevens op het standpunt gesteld dat het hof heeft verzuimd te beslissen op een onderdeel van het gevorderde en het hof verzocht tot aanvulling van het arrest over te gaan. Bij brief van 27 augustus 2014 heeft mr. Meijer voornoemd namens [geïntimeerde] te kennen gegeven tegen toewijzing van het verzoek tot herstel geen bezwaar te hebben en zich verzet tegen toewijzing van het verzoek tot aanvulling.

2.Beoordeling

verzoek verbetering
2.1.
Tui wijst in de brief van haar zijde erop dat in rechtsoverweging 2.10 van voornoemd arrest is overwogen, kort gezegd, dat het totaal van de ten onrechte ten laste van FCN gebrachte en door [geïntimeerde] aan TUI (terug) te betalen kosten komt op in totaal een bedrag van € 15.172,96, terwijl in het dictum ter zake slechts is toegewezen een bedrag van € 1.703,86. [geïntimeerde] refereert zich op dit punt aan het oordeel van het hof.
2.2.
Het hof is van oordeel dat sprake is van een kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel. Het hof zal deze fout daarom verbeteren in de door Tui verzochte zin.
verzoek aanvulling
2.3.
Tui betoogt in haar brief dat zij in eerste aanleg (onder meer) heeft gevorderd aan haar een bedrag te betalen van € 45.900,- ter zake van gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 BW en dat zij deze vordering in het petitum van haar memorie van grieven heeft herhaald. Deze vordering is in het arrest geheel onbesproken gebleven hetgeen betekent dat over dit deel van het gevorderde niet is beslist, aldus Tui. [geïntimeerde] betwist niet dat Tui haar vordering tot gefixeerde schadevergoeding in hoger beroep heeft herhaald. Zij voert evenwel aan dat Tui geen grief heeft gericht tegen de afwijzing van de onderhavige vordering door de rechtbank, dat het grievenstelsel inhoudt dat de grieven de rechtsstrijd in hoger beroep bepalen en dat er daarom geen plaats is voor toewijzing van het verzoek tot aanvulling.
2.4.
Het hof overweegt dat de rechtsstrijd in hoger beroep niet alleen wordt bepaald door de formulering in hoger beroep van het over en weer gevorderde, maar tevens - daar wijst [geïntimeerde] op zichzelf terecht op - door de inhoud van de grieven. Deze regel brengt in dit geval evenwel niet zonder meer mee dat er geen plaats is voor toewijzing van het verzoek tot aanvulling. Daartoe is het volgende redengevend. De rechtbank had in het bestreden vonnis geoordeeld dat geen sprake was van een dringende reden voor het aan [geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet. Wegens het ontbreken daarvan had zij de door [geïntimeerde] gevorderde daarop betrekking hebbende verklaring voor recht en de door hem gevorderde gefixeerde schadevergoeding toegewezen en tevens de door Tui gevorderde gefixeerde schadevergoeding afgewezen. Tui heeft een aantal grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake was van een dringende reden, waarvan er een gegrond is bevonden. Het hof komt in zijn arrest naar aanleiding daarvan tot het oordeel dat wel sprake was van een dringende reden voor het ontslag op staande voet en verbindt daaraan de conclusie dat het bestreden vonnis (deels) dient te worden vernietigd en dat de door [geïntimeerde] gevorderde verklaring voor recht en de door hem gevorderde gefixeerde schadevergoeding alsnog dienen te worden afgewezen. Het hof had aan dit oordeel echter tevens de conclusie moeten verbinden dat de door Tui gevorderde gefixeerde schadevergoeding alsnog dient te worden toegewezen nu [geïntimeerde] ten aanzien daarvan alleen heeft aangevoerd dat hij Tui geen dringende reden heeft gegeven die het ontslag op staande voet rechtvaardigde. De grieven van Tui betreffen immers de aanwezigheid van een dringende reden, zijnde tevens de - volgens de rechtbank ontbrekende maar door het hof wel aanwezig geachte - grondslag van deze vordering.
2.5.
Een en ander betekent dat het hof niet heeft beslist op dit onderdeel van de vordering en dat dit kan worden aangemerkt als een verzuim dat dient te worden aangevuld. Het hof zal alsnog beslissen dat de gefixeerde schadevergoeding zal worden toegewezen als door Tui gevorderd. Tegen de omvang van de vordering en de ingangsdatum van de wettelijke rente heeft [geïntimeerde] geen verweer gevoerd. Daarbij tekent het hof aan dat de Tui in de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie onder 86, waarnaar zij in haar verzoek verbetering/aanvulling verwijst, aanspraak heeft gemaakt op de wettelijke rente met ingang van 31 augustus 2009, de datum van het ontslag op staande voet. De vermelding in het dictum van de datum 31 augustus 2010 berust op een kennelijke verschrijving.

3.Beslissing

Het hof:
verbetert het in deze zaak op 5 augustus 2014 uitgesproken arrest aldus dat, in plaats van:
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan FCN te voldoen € 1.703,86, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2010 tot de dag van volledige betaling;
dient te worden gelezen:
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Tui te voldoen € 15.172,96, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2010 tot de dag van volledige betaling;
en voorts:
vult voornoemd arrest aan met de volgende beslissing:
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Tui te voldoen € 45.900,- ter zake de gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2009 tot de dag van volledige betaling;
stelt de verbetering en aanvulling op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, S.F. Schütz en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 november 2014.