ECLI:NL:GHAMS:2014:4679

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
23-001906-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en bedreiging met geweld in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor afpersing en bedreiging met geweld, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De tenlastelegging betrof onder andere het dwingen van een slachtoffer tot de afgifte van een geldbedrag van 200.000 euro door middel van bedreiging. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de feiten en voerde aan dat hij enkel een vriendendienst had verleend aan een medeverdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van het slachtoffer waren te algemeen en de sms-berichten konden niet direct aan de verdachte worden gekoppeld. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte op het moment van de feiten in de buurt van het slachtoffer was. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-001906-14
datum uitspraak: 3 november 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-997001-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.primair:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 januari 2014 tot en met 8 januari 2014, te Hattem en/of te Den Bosch, en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 200.000, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), het volgende heeft gedaan: verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) heeft/hebben opzettelijk en/of dreigend - die [slachtoffer] bezocht in of bij zijn woning en/of daar die [slachtoffer] gezegd dat hij/ze hem iets wilde(n) laten lezen, dat afkomstig was van [medeverdachte 1], en/of - een sms-bericht naar die [slachtoffer] gestuurd met als inhoud "Luister of je reageert vandaag of je hebt een probleem en zal niet meer lekker slapen want zorg dat eerst alles af brand bij je kanker hond vieze verrader wel willen betalen om iemand om te leggen maar niet betalen als je vandaag geen contact op neemt dan heb je een probleem en je gezin erbij kanker hond", door één of meer van welke voornoemde handelingen/uitlatingen een dermate dreigende situatie en/of sfeer voor die [slachtoffer] is gecreëerd en/of in stand is gehouden, dat de vrees van die [slachtoffer] voor geweld van de zijde van verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;

1.subsidiair:[medeverdachte 2] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 januari 2014 tot en met 8 januari 2014, te Hattem en/of te Den Bosch, en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 200.000, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), het volgende heeft gedaan: [medeverdachte 2] voornoemd en/of (één of meer van) zijn mededader(s) heeft/hebben opzettelijk en/of dreigend - die [slachtoffer] bezocht in of bij zijn woning en/of daar die [slachtoffer] gezegd dat hij/ze hem iets wilde(n) laten lezen, dat afkomstig was van [medeverdachte 1], en/of - een sms-bericht naar die [slachtoffer] gestuurd met als inhoud "Luister of je reageert vandaag of je hebt een probleem en zal niet meer lekker slapen want zorg dat eerst alles af brand bij je kanker hond vieze verrader wel willen betalen om iemand om te leggen maar niet betalen als je vandaag geen contact op neemt dan heb je een probleem en je gezin erbij kanker hond", door één of meer van welke voornoemde handelingen/uitlatingen een dermate dreigende situatie en/of sfeer voor die [slachtoffer] is gecreëerden/of in stand is gehouden, dat de vrees van die [slachtoffer] voor geweld van de zijde van verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 03 januari 2014 t/m 08 januari 2014 te Hattem en/of Den Bosch en/of/althans (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door daartoe - (een briefje met) aanwijzingen hoe (ten opzichte van die [slachtoffer]) te handelen in ontvangst te nemen en/of te bewaren en/of (de aanwijzingen uit dat briefje) aan die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) door te geven, en/of - informatie betreffende die [slachtoffer] op te zoeken en/of aan die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) door te geven, en/of - die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) op één of meer tijdstippen te vergezellen ten behoeve van diens/hun bezoek aan die [slachtoffer] en/of het opstellen en/of versturen van diens/hun sms-bericht(en) aan die [slachtoffer], en/of - zijn auto ter beschikking te stellen van die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) voor het opstellen en/of versturen van diens/hun sms-bericht(en) aan die [slachtoffer] en/of voor het plegen van overleg met het oog op de uitvoering van diens/hun (voorgenomen) misdrijf;

2.primair:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 januari 2014 tot en met 8 januari 2014, te Hattem en/of te Den Bosch, en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim, [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 200.000, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), het volgende heeft gedaan: verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) heeft/hebben opzettelijk en/of dreigend - die [slachtoffer] bezocht in of bij zijn woning en/of daar die [slachtoffer] gezegd dat ze hem iets wilden laten lezen, dat afkomstig was van [medeverdachte 1], en/of - een of meer sms-berichten naar die [slachtoffer] gestuurd, inhoudende - zakelijk weergegeven - dat hij/zij optraden namens 'die jongen' over wie [slachtoffer] had verklaard, en/of dat 'die jongen' geld van [slachtoffer] wilde hebben en/of dat 'die jongen' anders in hoger beroep en/of tegenover de politie zou verklaren dat [slachtoffer] geld heeft gegeven om een jongen die voor hem, [slachtoffer], werkte te laten omleggen, en/of dat als [slachtoffer] zou betalen hij/zij ervoor zou(den) zorgen dat er niemand meer aan de deur zou komen, en/of dat 'die jongen' twee ton wil hebben, door één of meer van welke voornoemde handelingen/uitlatingen een dermate dreigende situatie en/of sfeer voor die [slachtoffer] is gecreëerd en/of in stand is gehouden, dat de vrees van die [slachtoffer] voor openbaarmaking van een geheim van de zijde van verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;

2.subsidiair:[medeverdachte 2] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 januari 2014 tot en met 8 januari 2014, te Hattem en/of te Den Bosch, en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim, [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 200.000, in elk geval een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), het volgende heeft gedaan: [medeverdachte 2] voornoemd en/of (één of meer van) zijn mededader(s) heeft/hebben opzettelijk en/of dreigend - die [slachtoffer] bezocht in of bij zijn woning en/of daar die [slachtoffer] gezegd dat hij/ze hem iets wilde(n) laten lezen, dat afkomstig was van [medeverdachte 1], en/of - een of meer sms-berichten naar die [slachtoffer] gestuurd, inhoudende - zakelijk weergegeven - dat hij/zij optraden namens 'die jongen' over wie [slachtoffer] had verklaard, en/of dat 'die jongen' geld van [slachtoffer] wilde hebben en/of dat 'die jongen' anders in hoger beroep en/of tegenover de politie zou verklaren dat [slachtoffer] geld heeft gegeven om een jongen die voor hem, [slachtoffer], werkte te laten omleggen, en/of dat als [slachtoffer] zou betalen hij/zij ervoor zou(den) zorgen dat er niemand meer aan de deur zou komen, en/of dat 'die jongen' twee ton wil hebben, door één of meer van welke voornoemde handelingen/uitlatingen een dermate dreigende situatie en/of sfeer voor die [slachtoffer] is gecreëerd en/of in stand is gehouden, dat de vrees van die [slachtoffer] voor openbaarmaking van een geheim van de zijde van verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 03 januari 2014 t/ 08 januari 2014 te Hattem en/of Den Bosch en/of/althans (elders) in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door daartoe - (een briefje met) aanwijzingen hoe (ten opzichte van die [slachtoffer]) te handelen in ontvangst te nemen en/of te bewaren en/of (de aanwijzingen uit dat briefje) aan die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) door te geven, en/of - informatie betreffende die [slachtoffer] op te zoeken en/of aan die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) door te geven, en/of - die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) op één of meer tijdstippen te vergezellen ten behoeve van diens/hun bezoek aan die [slachtoffer] en/of het opstellen en/of versturen van diens/hun sms-bericht(en) aan die [slachtoffer], en/of - zijn auto ter beschikking te stellen van die [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) voor het opstellen en/of versturen van diens/hun sms-bericht(en) aan die [slachtoffer] en/of voor het plegen van overleg met het oog op de uitvoering van diens/hun (voorgenomen) misdrijf.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest.
Vrijspraak
Het hof stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 3 januari 2014 om circa 16.05 uur komen twee mannen bij de woning van de aangever [slachtoffer]. De oudere van de twee mannen spreekt de aangever aan en deelt hem mee dat zij hem “iets” willen laten zien dat afkomstig is van ene [medeverdachte 1]. De oudere man haalt op dat moment een stuk papier uit zijn zak en wil dit openvouwen. Hierop sluit de aangever zijn deur.
Later die dag wordt de aangever gebeld door het nummer [telefoonnummer]. De beller vraagt de aangever of hij het bericht heeft gelezen. De aangever hangt op en constateert dat hij een bericht heeft ontvangen waarin staat dat men geld van hem wil hebben omdat anders een belastende verklaring tegen aangever in een tegen hem lopende strafzaak zal worden afgelegd. In deze strafzaak is [medeverdachte 1] een van de medeverdachten.
De aangever ontvangt in de daaropvolgende dagen verschillende sms-berichten, afkomstig van telefoonnummer [telefoonnummer]. De strekking van deze berichten is dat de aangever een aanzienlijk geldbedrag dient te betalen indien hij overal van af wil zijn. Het telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt in gebruik te zijn bij de medeverdachte [medeverdachte 2]. Deze wordt onder observatie genomen en gezien wordt dat hij op 8 januari 2014 als bijrijder in een Mercedesbus met kenteken [kenteken] stapt. In de tijd dat [medeverdachte 2] in deze bus zit, wordt vanaf zijn gsm een bericht naar de aangever gestuurd. De tekst van dit bericht luidt: ‘En?’. De bus blijkt op naam te staan van de verdachte en deze wordt ook herkend als de bestuurder van de bus.
Op 8 januari 2014 wordt bij een doorzoeking van de woning van de verdachte een strookje papier aangetroffen. Op dit strookje staat de tekst:
Blijf rustig noem mijn naam, laat mijn brief zien, niet in zijn handen geven, na gebruik brief verbranden! Dit strookje afknippen voordat je zijn kant op gaat. Hij is zo bang als een wezel die zeker betaalt als je het goed doet deed hij mij ook altijd haha. Succes maat, we doen sam/sam.Bij een vergelijkend handschriftonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut is vastgesteld dat het waarschijnlijker is dat de tekst op het strookje van [medeverdachte 1] afkomstig is dan van een willekeurig ander persoon.
Voorts blijkt dat een door de verdachte gebruikt telefoonnummer op 3 januari 2014 verschillende malen contact heeft gehad met een telefoonnummer dat in gebruik is bij [medeverdachte 2]. Beide gsm’s stralen dan masten in ’s Hertogenbosch aan. De strekking van de inhoud van de berichten is dat de verdachte [medeverdachte 2] zal ophalen. Tussen 14.05 uur en 19.42 uur heeft er voor zover bekend geen communicatie via het telefoonnummer van de verdachte plaatsgevonden.
De vraag die het hof dient te beantwoorden is of er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte (die wezenlijk ouder is dan de medeverdachte [medeverdachte 2]) de oudere man was die op 3 januari 2014 de aangever bij diens woning ‘iets’ wilde laten zien en/of dat de verdachte betrokken was bij de sms-wisseling tussen de aangever en het nummer dat in gebruik was bij [medeverdachte 2].
De verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard het in zijn woning aangetroffen strookje met daarop de voormelde tekst, niet te kennen en niet bekend te zijn geweest met [medeverdachte 1] voordat hij zijn naam in het onderhavige dossier was tegengekomen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij [medeverdachte 2] op 3 januari 2014 inderdaad heeft ontmoet, maar dat hij deze enkel, bij wijze van vriendendienst, van het station heeft opgehaald. Hij zou [medeverdachte 2] thuis hebben afgezet, waarna hij zelf ook naar huis is gegaan om zijn administratie te doen. De verdachte erkent [medeverdachte 2] ook op 8 januari 2014 te hebben ontmoet; hij zou toen met [medeverdachte 2] enkel over het doen van bouwklusjes hebben gesproken en niet hebben gezien dat [medeverdachte 2] een sms had gestuurd.
Het hof stelt vast dat de aangever een dermate algemeen signalement heeft gegeven van de personen die op 3 januari 2014 bij zijn woning zijn gekomen, dat hierin geen belangrijke aanknopingspunten kunnen worden gevonden met betrekking tot de daders. Bij een meervoudige fotoconfrontatie heeft de aangever verklaard dat geen van de op de foto’s afgebeelde personen (waaronder de verdachte) de door hem in zijn aangifte genoemde personen betreft. Het hof kent aan deze ‘negatieve herkenning’ in zoverre een zwaarder gewicht toe dat het juist de oudere man (en in het scenario van het openbaar ministerie dus de verdachte) is geweest die bij de woning van de aangever het woord heeft gevoerd. Het hof stelt voorts vast dat de relevante sms-berichten enkel zijn verstuurd van een aan [medeverdachte 2] te linken nummer. Vast staat voorts dat [medeverdachte 2] een contact is van [medeverdachte 1]; dat verdachte [medeverdachte 1] zou kennen, is niet gebleken.
Uit het onderzoek naar de telefoonbewegingen op 3 januari 2014 blijkt niet dat de verdachte in de buurt van de woning van de aangever is geweest. De verklaring van de verdachte dat hij [medeverdachte 2] op 3 januari 2014 bij het station van ’s Hertogenbosch heeft opgehaald en vervolgens naar huis heeft gebracht, wordt door het dossier niet weerlegd en is ook niet dermate onaannemelijk dat zij terzijde geschoven kan worden. Dat in de uren rond het bezoek van de twee personen aan de aangever voor zover bekend geen communicatie via het telefoonnummer van de verdachte heeft plaatsgevonden, maakt dit niet anders. Niet immers is vastgesteld wat de oorzaak hiervan is.
Resteert het aantreffen van het voornoemde strookje in de woning van de verdachte. Het strookje is, zonder dat er kennelijk veel moeite is gedaan het te verbergen, aangetroffen in een dressoir. De verdachte heeft verklaard dat het strookje mogelijk door een ander (hij zou veel bezoek krijgen en ook [medeverdachte 2] zou verschillende malen in zijn woning zijn geweest) is achtergelaten en dat zijn vrouw het vervolgens in het dressoir heeft opgeborgen bij de rest van de in die lade aanwezige spullen. Het hof merkt allereerst op dat het niet zonder meer vaststaat dat de tekst op het strookje betrekking heeft op het ten laste gelegde feit; meer in het bijzonder staat niet vast dat het strookje deel heeft uitgemaakt van het papier dat de oudere man aan de aangever had willen laten zien. Tevens lijkt het briefje, gelet op de bewoordingen ‘sam sam’, te duiden op een verdeling van het te ontvangen bedrag tussen twee (en dus niet drie) personen. Nu niet is komen vast te staan dat de verdachte en [medeverdachte 1] elkaar kennen, kan hierin een aanwijzing gevonden worden dat de tekst op het strookje niet tot de verdachte was gericht. Ook het aantreffen van het strookje in de woning van de verdachte leidt derhalve niet zonder meer tot de conclusie dat de verdachte betrokken is geweest bij de hem tenlastegelegde feiten.
Gelet op het vorenoverwogene acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan en zal de verdachte dientengevolge van deze feiten vrijspreken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt €. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. H.M.J. Quaedvlieg en Th.P.L. Bot, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 november 2014.
Mr. Th.P.L. Bot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]