Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie in het kader van een echtscheiding. De man en de vrouw, die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kind uitoefenen, zijn in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De man heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de door de rechtbank vastgestelde alimentatie van € 225,- per maand, en verzoekt om een lagere bijdrage van € 109,69 per maand. De vrouw verzoekt het hoger beroep van de man af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de man en de vrouw hebben een relatie gehad die eindigde op 1 oktober 2010. Uit deze relatie is hun kind geboren in 2003. In het kader van mediation hebben zij een ouderschapsplan opgesteld waarin onder andere de zorgregeling en de kinderalimentatie zijn vastgelegd. De man heeft een fiscaal loon van € 30.319,- in 2012, terwijl de vrouw, die minder uren is gaan werken, een fiscaal loon van € 20.841,- heeft. De vrouw heeft ook een partner die in het gezin voorziet.
Het hof heeft de behoefte van het kind vastgesteld op € 580,- per maand, en heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld. De man heeft aangevoerd dat het inkomensverlies van de vrouw verwijtbaar is, maar het hof oordeelt dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat haar urenvermindering niet verwijtbaar is. Het hof heeft de alimentatie vastgesteld op € 155,- per maand van 1 september 2012 tot 1 januari 2013, en € 185,- per maand vanaf 1 januari 2013. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe alimentatie is vastgesteld in overeenstemming met de wettelijke maatstaven.