Op grond van de stukken en het verhandelde in raadkamer gaat het hof van het volgende uit.
- De politiebus met klagers zoon komt omstreeks 1:24 uur aan bij het politiebureau.
- Er vindt overdracht plaats tussen de chef van dienst die bij de aanhouding was betrokken, [beklaagde2], en de nachtchef van dienst, [beklaagde3], en de officier van dienst, [beklaagde4].
- De man wordt in de observatiecel geplaatst en vervolgens wordt hij ter voorgeleiding bij de officier van dienst gebracht.
- Het lukt de officier van dienst niet om met klagers zoon te communiceren; de voorgeleiding wordt uitgesteld en de dienstdoende GGD-arts, dokter [beklaagde 1], wordt omstreeks 1:30 uur opgeroepen. Op dat moment is de dokter bezig bij de politie in Haarlem; hij zegt toe daarna naar het politiebureau te IJmuiden te komen.
- Om 2:20 uur belt arrestantenbewaarder [betrokkene](die niet wist dat al gebeld was) naar dokter [beklaagde 1].
- De dokter arriveert om 2:30 uur. Hij gaat naar de observatiecel waarin klagers zoon is ingesloten. De man is zeer beweeglijk, lijkt angstig en is ontkleed. Een lichamelijk onderzoek blijft – na een teken van de begeleidende politieman dat door de dokter als waarschuwing wordt opgevat dat de man onberekenbaar is - achterwege. Aan de dokter was eerder verteld dat de man vermoedelijk onder invloed was van drank en/of drugs en dat hij door mankracht was overmeesterd bij zijn aanhouding. Welk geweld was toegepast wist hij niet.
- De dokter blijft daarna nog een half uur in het bureau bij de arrestantenverzorger om via een camera de beelden van de man in de observatiecel te bekijken. De man blijft bewegen, spreekt af en toe in een taal die niet verstaan wordt en de arrestantenverzorger probeert – zonder resultaat - via de intercom met de man in gesprek te komen. Omdat de situatie niet lijkt te verslechteren, geeft de dokter het advies de man te blijven observeren. Hij spreekt met de arrestantenverzorger af dat deze hem zal bellen als hij het niet vertrouwt en dat hij dan snel zal komen.
- Rond 3:30 wordt geconstateerd dat klagers zoon onder de matras op de grond is gaan liggen. Omdat zo geen toezicht mogelijk is, wordt de matras uit de cel gehaald. Communicatie met klagers zoon is op dat moment nog steeds onmogelijk.
- Gedurende de nacht blijft de arrestantenbewaarder klagers zoon monitoren; hij en de nachtchef van dienst proberen contact met hem te maken en hem te kalmeren en er wordt drinkwater maar de cel gebracht.
- Rond 5:15 uur wordt, na overleg met de nachtchef, door de arrestantenbewaarder contact opgenomen met dokter [beklaagde 1], die om 5:35 uur ter plaatse arriveert. De dokter neemt, na het opnemen van de pols en het bekijken van de pupilreflex, contact op met de spoedeisende hulp van het Rode Kruisziekenhuis. Terwijl de dokter telefoneert met de ziekenhuisdienst, ziet de arrestantenbewaarder op de beelden dat klagers zoon niet meer beweegt.
- Samen met aanwezige politiemensen beginnen zij, als wordt geconstateerd dat klagers zoon niet meer ademt en geen polsslag meer heeft, met de reanimatie.
- Via de meldkamer is inmiddels een ambulance opgeroepen. Deze arriveert rond 5:55 uur. Een tweede ambulance arriveert vijf minuten later. Klagers zoon wordt rond 6:10 uur naar het ziekenhuis vervoerd; er is dan nog hartslag waarneembaar.
- Om 7:17 uur overlijdt klagers zoon in het ziekenhuis.