Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[XB],
[YB],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over het faillissement van LB Amsterdam N.V. en haar moedermaatschappij LB Group Holding S.A. De rechtbank had eerder op 9 september 2014 het faillissement van LB Amsterdam uitgesproken, waarna LB Amsterdam en haar moedermaatschappij in hoger beroep gingen. De rechtbank had overwogen dat, ondanks de ontbinding van LB Amsterdam, het faillissement kon worden uitgesproken omdat er voldoende aanwijzingen waren dat er nog baten aanwezig waren. LB Amsterdam betwistte in hoger beroep het bestaan van baten en stelde dat alle goederen door de fiscus waren geveild, met uitzondering van een waarde van € 100,-. De curator meldde echter dat er na de ontbinding nog een bedrag van € 10.251,-- op de bankrekening van LB Amsterdam was bijgeschreven, wat de mogelijkheid van aanwezige baten bevestigde. Het hof oordeelde dat LB Amsterdam onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat er geen baten meer waren. Het hof verklaarde de moedermaatschappij en bestuurders niet-ontvankelijk in hun hoger beroep en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij het faillissement was uitgesproken. De uitspraak benadrukt dat een faillissement van een ontbonden rechtspersoon kan worden uitgesproken indien er voldoende aanwijzingen zijn voor het bestaan van baten, ongeacht de ontbinding van de vennootschap.