Vast staat dat de verdachte op 24 november 2013 ruzie had met haar moeder en dat de aangeefster op dat moment hun woning is binnengegaan. Tegen de aangeefster is vervolgens door de verdachte fors geweld gebruikt, met name op het hoofd. Dit wordt ondersteund door de voormelde informatie van de huisarts, die onder meer schrijft: “flink veel blauwe plekken op het hoofd, hoofd zo beurs bijna niet aan te raken, overal bulten”. Tevens is door de aangeefster 112 gebeld en heeft de buurvrouw van de verdachte, mevrouw [getuige 1], verklaard dat zij op het moment dat zij de woning van de verdachte binnenkwam, gezien heeft dat de aangeefster op de grond zat op haar knieën en aan haar haren werd getrokken door de verdachte en de moeder van de verdachte.
De verklaring van de verdachte in hoger beroep, dat haar nicht zichzelf het letsel heeft toegebracht om haar in de problemen te brengen, is mede in het licht van de verklaringen van de aangeefster en haar moeder, ongeloofwaardig. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, zijn de verklaringen van de aangeefster en haar moeder betrouwbaar. Zij hebben bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaringen afgelegd. Deze verklaringen zijn consistent, duidelijk en op wezenlijke punten met elkaar in overeenstemming. Het feit dat er op ondergeschikte onderdelen tegenstrijdigheden - zoals tijdstippen of volgordes van gebeurtenissen - in de verklaringen voorkomen, doet daar niet aan af, nu de situatie in korte tijd volledig escaleerde, de emoties zeer hoog opliepen en het onder die omstandigheden eerder opvallend zou zijn als er geen tegenstrijdigheden in zouden voorkomen. Ook hetgeen de raadsvrouw daarnaast heeft aangevoerd biedt geen aanleiding de verklaringen onbetrouwbaar te achten en derhalve uit te sluiten van het bewijs.
Deze verklaringen bewijzen dat de verdachte de aangeefster, haar nicht, heeft mishandeld.
Volgens de aangeefster en haar moeder heeft de verdachte daarbij gebruik gemaakt van een mes.
De aangeefster heeft op 25 november 2013 over het mes onder meer het volgende bij de politie verklaard. ‘Ik zag dat mijn nichtje naar de keuken liep en daar even later stond te zwaaien met een mes. Ik zag dat zij met het mes een stekende beweging richting mij maakte en zei: “Ik steek je neer kankerhoer”. Ik zag dat zij stekende bewegingen maakte, het volgende wat ik voelde was pijn aan mijn hoofd. Ik voelde daarna nog twee keer hard iets tegen de rechter- en linkerzijkant van mijn hoofd aankomen’.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2014 heeft de aangeefster het volgende verklaard. ‘Ik zag dat [verdachte] een mes pakte en steekbewegingen maakte. Ze riep: “Ik steek je neer kankerhoer, ik steek je neer”. Ik voelde pijn aan de rechterzijde van mijn hoofd.
De moeder van aangeefster, [naam], heeft op 26 november 2013 bij de politie onder meer het volgende verklaard: ‘Op een gegeven moment loopt [verdachte] naar de keuken en pakt zij een mes uit de keukenla. [verdachte] pakt [slachtoffer] bij haar haar en steekt haar meerdere keren op haar hoofd’.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 oktober 2014 heeft zij onder meer verklaard: ‘Ik heb gezien dat [verdachte] met een mesje in [slachtoffer] haar hoofd stak. [verdachte] sprintte naar de keuken, pakte een aardappelmesje, kwam terug en stak drie keer. Het mesje brak in tweeën’.
De buurvrouw van de verdachte heeft op 2 december 2013 bij de politie over het mesje het volgende verklaard. ‘Toen [slachtoffer] door twee ambulancemensen onderzocht werd zag ik dat er een klein mesje, een aardappelschilmesje met een gebroken lemmet, uit de haren van [slachtoffer] gehaald werd’.
In het proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2014 heeft verbalisant [verbalisant 1] onderzoek gedaan naar de gedane meldingen bij de alarmcentrale en heeft hij het door de aangeefster gevoerde 112 gesprek woordelijk uitgewerkt. Hieruit blijkt onder meer het volgende.